donderdag 27 september 2012

De EUlifant In De Onderwijskamer (I)

Een van de meest vergaande veranderingen in het Nederlandse onderwijs in de afgelopen decennia was de invoering van de Bachelor-masterstructuur (BaMa-structuur) in het hoger onderwijs:
"De bachelor-masterstructuur [...] is een nadere uitwerking van de afspraken die 29 Europese landen in 1999 in het kader van het Bolognaproces hebben gemaakt om in tien jaar te komen tot één Europesehogeronderwijsruimte. Ieder land streeft naar onderling vergelijkbare graden in het hoger onderwijs. In essentie is het hoger onderwijssysteem in ieder land straks gebaseerd op twee cycli; undergraduate en graduate. Niet de duur van een opleiding, maar het behaalde eindniveau is het criterium voor de internationale vergelijkbaarheid van opleidingen." (lees hier)
De intentie achter de BaMa-structuur, die de organisatie en kwaliteit van het hoger onderwijs zo sterk beïnvloedt, heeft weinig te maken met de intrinsieke kwaliteit van het hoger onderwijs, maar is nauw verbonden met de doelen van het Bolognaproces:
"Doel van dit proces is een stelsel van gemakkelijk herkenbare en vergelijkbare academische graden in te voeren, de mobiliteit onder studenten, docenten en wetenschappelijke onderzoekers te bevorderen, onderwijs van hoge kwaliteit te waarborgen en het hoger onderwijs een Europese dimensie te geven." (lees hier)
Wat het Bolognaproces ten diepste nastreeft is een vergaande standaardisatie van het hoger onderwijs in Europa met als doel de creatie van een Europese onderwijsmarkt, waarbij studenten en het afnemend veld in heel Europa (bedrijven, universiteiten etc.) vrijelijk en rationeel naar studies en gediplomeerden kunnen shoppen. De studenten en het afnemend veld zijn dus consumenten en de onderwijsinstellingen zijn producenten of aanbieders van een welomschreven, toegankelijk en goed vergelijkbaar product. Deze vermarkting van het hoger onderwijs is vaak begrepen en besproken in termen van de dominantie van de neo-liberale ideologie, die Europa in haar macht zou hebben. Mijns inziens zijn er andere motieven in het spel hier, die om verschillende redenen nauwelijks in het publieke debat aan de orde komen.

Door de vermarkting het hoger onderwijs, dat door het Bolognaproces doelbewust en expliciet bewerkstelligd wordt, komt het hoger onderwijs in zeker mate los te staan van de nationale staten en hun culturen die natuurlijkerwijze het karakter van dat onderwijs altijd sterk hebben bepaald. De vorming van een hoger onderwijsmarkt vraagt immers om een transnationaal onderwijssysteem, een systeem met een eigen structuur, kernwaarden, kwaliteitsnormen etc, die de nationale grenzen overschrijden en culturele verschillen overstijgen. Het ideaal van een hoger onderwijsmarkt is dus tegelijkertijd ook het ideaal van een transnationaal, Europees, hoger onderwijssysteem.

Dat transnationale systeem is op zich al een mooi symbool van de Europese gedachte, maar het belang van dat systeem gaat verder dan louter symboliek. In zekere mate, we moeten natuurlijk niet overdrijven, bevordert dit systeem ook de vorming van een gedeelde Europese identiteit. Een gemeenschappelijke identiteit ontstaat nu eenmaal mede door gemeenschappelijke ervaringen en instituten. Dit Europese onderwijssysteem versterkt ook de positie van 'Brussel' t.o.v. de nationale staten. Het is weer een terrein waarover Brussel feitelijk steeds meer te vertellen heeft ten koste van de nationale staten. Ten slotte, in dit transnationale systeem komen de individuele nationale culturen veel minder sterk tot uitdrukking en worden ze daarin ook minder effectief gereproduceerd. Door de Europese onderwijsmarkt wordt het reproductieve vermogen van de nationale staten enigszins verzwakt. De vermarkting van het hoger onderwijs draagt in zekere mate dus ook bij aan de erosie van de nationale culturen en identiteiten in Europa.

De introductie van de BaMa-structuur in het Nederlandse hoger onderwijs heeft dus weinig te maken met de intrinsieke kwaliteit van het hoger onderwijs, maar is vooral gemotiveerd door het ideaal van een verenigd Europa. Het is om ten minstens twee redenen ook zeer de vraag of wij met deze ontwikkeling blij moeten zijn.

Het is niet zo dat deze ontwikkeling van een Europees onderwijsmarkt de nationale staat per direct ernstig ondermijnt, maar we moeten ook niet blind zijn voor de negatieve implicaties van deze ontwikkeling voor de machtspositie en het voortbestaan van de nationale staat en daarmee ook voor onze democratie en wellicht ook voor de vrede en veiligheid in Europa. Nog mals, het gaat hier om een klein stapje, maar het is de optelsom van alle kleine stapjes, die uiteindelijk wel van groot belang is.

De introductie van de BaMa-structuur heeft ook de autonomie van het hoger onderwijs aangetast. Het hoger onderwijs is in dat proces als een middel gebruikt voor de realisering van een politieke ideologie. De waarde van het onderwijs ligt hier dan niet zozeer in zichzelf, maar in externe politieke doelen. Los van de bedenkelijke inhoud van de ideologie in kwestie, is simpelweg de vraag of we op deze manier met het onderwijs moeten omgaan. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten