maandag 26 september 2011

Desinformatie bij de NOS

In het weekend van 10/11 september 2011 werden we door verschillende media op de hoogte gebracht van de gebeurtenissen ronde de Israëlische ambassade in Cairo:
“De ambassadeur van Israël en zijn gezin zijn Egypte ontvlucht. Demonstranten hadden zich toegang tot de ambassade verschaft en gooiden documenten uit het raam. Buiten het pand stonden nog honderden demonstranten. Het vertrek van de ambassadeur is een verdere verslechtering van de toch al slechte relatie tussen Israël en Egypte.”
Een journalistiek hoogtepunt in de berichtgeving over deze gebeurtenissen was ongetwijfeld het NOS-achtuurjournaal van zaterdagavond 10-09-2011 (bekijk de uitzending hier). In de beste journalistieke traditie werden de dramatische beelden van de bestorming van de Israëlische ambassade aangevuld met interviews en commentaren, die onder andere de kijker duidelijk moesten maken  waarom deze aanval plaatsvond.
De directe oorzaak van deze aanval werd ons toegeschoven bij monde van een tweetal Egyptische deelnemers aan de aanval:
“De Israeliers vermoorden onze soldaten en wij [verwijzend naar de Egyptische regering] bouwen een muur om die Israeliers te beschermen. Het minst dat we kunnen doen is de ambassadeur wegsturen om onze trots terug te krijgen [...] “Ik wil de vijand pakken die de militairen, onze broeders bij de grens heeft vermoord”
De bestorming van Israëlische ambassade wordt vervolgens in de context van de zogenaamde Egyptische lente geplaatst. De bestorming van de Israëlische ambassade hoort bij de afrekening met het voormalige dictatoriale regime, bij het nieuwe zelfbewuste Egypte dat zichzelf bevrijdt van de beknellingen uit de tijd van het oude regime waaronder de vrede met Israël. Vele Egyptenaren, zo wordt ons verteld, zijn van mening dat:
“[...] de vrede tussen beide landen (Egypte en Israël) vooral de vrede is van het oude regime, van de afgezette president Mubarak. Ze willen wel vrede, maar met betere voorwaarden Voor Egypte.”
Een aantal kritische kanttekeningen bij de kwaliteit van deze uitzending:
1. Het Israëlische leger heeft geen Egyptische soldaten vermoord. Deze grensbewakers zijn per ongeluk gedood in gevechten die ontstonden naar aanleiding van een zware terroristische aanslag vanuit Egyptisch grondgebied, waarbij  6 Israëlische kinderen en burgers in koele bloeden vermoord werden, louter en alleen omdat zij Israëliërs zijn. De Egyptische grensbewakers werden ongelukkigerwijze gedood in het vuurgevecht tussen Israëlische soldaten en een deel van de vermoedelijke terroristen die zich aan de Egyptische kant van de grens bevonden. Het Egyptische leger was zelf niet bij de aanslag betrokken. Maar het heeft wel ernstig gefaald bij de bewaking van het Egyptische-Israëlische grens (zie bijvoorbeeld hier en hier).
Deze contextgegevens, die door de redactie van het NOS-journaal achterwege werden gelaten, plaatsen het centrale motief voor de bestorming van de Israëlische ambassade, de zogenaamde Israëlische moord op Egyptische soldaten, in een ander licht: wat eerst op een terechte klacht tegen het optreden van het Israëlische leger leek, lijkt nu veel meer op een excuus, dat kritische vragen over de ware motieven van deze bestorming oproept.
2. De aanval op de Israëlische ambassade was vermoedelijk het werk van de Jama’a al-Islamiya, een radicale terreurorganisatie, die o.a. verantwoordelijk was voor de autobom in de WTC in New York in 1993. Deze organisatie wil geen vrede met Israël of betere vredesvoorwaarden, maar de vernietiging van de staat Israël. De gebeurtenissen in kwestie hebben dus waarschijnlijk weinig te maken met de redelijke eisen van het nieuwe bevrijde Egypte waar het NOS-journaal over heeft, maar met de anti-Israëlische, antiwesterse, antidemocratische agenda van de gewelddadige krachten, die de Egyptische revolutie hebben overgenomen. De vrede met Israël is één van de eerste slachtoffers van deze ontwikkeling, anderen zullen naar alle waarschijnlijkheid volgen.
Het is de redactie van het NOS-journaal niet aan te rekenen dat die op het moment van de bewuste journaaluitzending over deze details niet beschikte. Maar iedereen die de ontwikkeling van de Egyptische revolutie heeft gevolgd, zou moeten weten dat de betrokkenheid van radicale moslimorganisaties daarin alles behalve verrassend is. De stelligheid waarmee de redactie van het NOS-journaal de bestorming van de Israëlische ambassade in de positieve context van de Egyptische lente plaatst, zonder zelfs de kleinste verwijzingen naar andere minder sympathieke mogelijkheden is bedenkelijk.
3. De vaak felle anti-Israëlische sentimenten in de Egyptische samenleving hebben veel te maken met het Israëlische-Palestijnse conflict. Vele Egyptenaren voelen zich verbonden met het trieste lot van de Palestijnen en houden Israël daarvoor verantwoordelijk. Wat echter opvalt aan dit anti-Israëlische sentiment is het uitzonderlijke agressieve en selectieve karakter daarvan. We zitten, bij wijze van spreken, al jaren te wachten op de bestorming van de ambassades van Libië, Syrië, Turkije, Algerije, Jemen, Afghanistan, Iran…Dit bewijst natuurlijk niet dat de Egyptische woede over het lot van de Palestijnen geheel onredelijk is, maar wel, dat die woede nog andere motieven heeft.
Een zo’n bron is de officiële anti-Israëlische en anti-joodse propaganda, die in Egypte soms hysterische, Naziachtige trekken heeft (zie hier, hier en hier het verhaal over de joodse haaien van de Mosad!). Deze propaganda is endemisch o.a. omdat die een politiek doel dient: het opwekken van anti-Israëlische sentimenten is een van de manieren waarop Arabische regeringen hun positie proberen te bestendigen. Een andere bron is het islamisme, dat vaak zuiver racistische Jodenhaat propageert. Naziachtige Jodenhaat is bijvoorbeeld een kernelement van de ideologie van het moslimbroederschap, dat in Egypte altijd veel aanhang had en nu misschien wel de machtigste partij in de Egyptische politiek is (over de Nazieachtergrond van de ideologie van het moslimbroederschap zie, Küntzel, M. (2007) Jihad and Jew-hatred, Islamism, Nazism and the Roots of 9/11) . Tegen deze achtergrond kan men zich terecht afvragen of de bestorming van de Israëlische ambassade inderdaad, zoals de NOS ons wil doen geloven, een uitbarsting van frisse en fruitige revolutionaire energie was, of was het misschien een overstroming van het geestelijke riool van de Egyptische samenleving?
Kennelijk vindt de redactie van het NOS-journaal dat wij met de bestorming van de Israëlische ambassade in Cairo moeten sympathiseren en dat wij over deze gebeurtenis vooral geen kritische vragen moeten stellen. Wat vindt de NOS nog meer dat wij moeten vinden?

zaterdag 24 september 2011

Hoe je de onderwijskwaliteit laat toenemen door natuurkunde af te schaffen

Er is een universiteit in Nederland die tegelijkertijd vindt dat studenten kritisch en academisch moeten leren denken,  maar ook van mening is dat natuurkunde afgeschaft moet worden.  Het betreft hier de Vrije Universiteit te Amsterdam. Ik zal deze rare tweespalt proberen nader uit te leggen. Ik moet hier wel bij opmerken dat het soort problemen dat ik hier bespreek niet uniek zijn voor de VU. In feite gelden de hier genoemde problemen voor alle universiteiten in Nederland.
In de Ad Valvas, het universiteitsblad van de VU, van 22 september 2011 staat een serie van artikelen over de bachelor nieuwe stijl. De nieuwe bachelor programma’s zijn tot stand gekomen in en poging om de bezuinigingen op het onderwijs op te vangen. Althans, dat is het officiele verhaal. Want de gevolgen van de nieuwe programma’s sluiten hier iets te goed voor op de ideologisch positie dat de universiteiten deel zijn van de kenniseconomie aan.
Het nieuwe programma bestaat uit een serie dwangmaatregelen om de studenten binnen drie jaar hun bachelor te laten halen. Maar dat is niet het ergste. Het echte probleem is dat in dit proces academisch onderwijs gaande weg wordt afgeschaft. Dit alles overigens onder de kopjes ‘less in more’ en ‘we hebben een academische kern nodig’. 
Op het eerste gezicht zou je kunnen denken dat het idee dat elke studie een academische kern moet hebben best verstandig is. Maar dat is niet zo. De reden hier voor is dat het eigenlijk om een verkooptruc gaat. Ik citeer de voorzitter van de werkgroep ACADEMISCHE KERN (eveneens decaan van de faculteit wijsbegeerte):
‘Het is goed  om de univeristeit te profileren in het bacheloronderwijs en om het academische van de opleidingen prominentie te geven. Het past ook in de ontwikkelingen naar bredere opleidingsprofielen. Om in 2015 31 miljoen minder uit te geven dan we in 2010 deden, moeten we een zekere mate van efficientie zien te bereiken, onder andere door vakken en vaardigheden die nu in allerlei vormen, versnipperd over verschillende opleidingen, worden gegeven, bij elkaar te brengen in een kern.’
Wat hier eigenlijk staat is dat ze een aantal vakken en studies gaan afschaffen. De achtergrond hier van is dat de gezamelijke Nederlandse universiteiten hebben besloten om  een aantal kleinere studies af te schaffen. Het aantal humaniora studies wordt teruggebracht tot 12 in totaal. Maar naast deze reductie, zullen de universiteiten ook eeneenheid in hun studies aan brengen via kernaspecten. In Nijmegen zijn dato.a. diversiteit en talen.[1]  De VU wil dit invullen met Wijsgerige Vorming, identiteitsdenken en Methoden & Technieken.[2] Is het niet merkwaardig dat een universiteit zoiets als een academische kern nodig heeft? Ik zou namelijk denken dat al het universitair onderwijs academisch moet zijn. Bovendien weet ik uit ervaring dat minstens een van de kernvakken, Wijsgerige Vorming,  weinig om het lijf heeft. De docenten moeten er in de praktijk bijna alle studenten laten slagen voor dit vak. Het vak is bovendien zo ingericht dat het weinig met echte filosofie te maken heeft.
Het zal de lezer ongetwijfeld zijn opgevallen dat de VU, net als alle Nederlandse universiteiten, een aantal vakken wil afschaffen. Volgens  Van der Wende (in Ad  Valvas) moet het onderwijs efficienter en rationeler, beter en goedkoper. Deze kwaliteitsverbetering en rationalisering komt onder andere tot stand door het afschaffen van een aantal studies. Het idee is dat iedere studie waarvan de bachelor minder dan 25 studenten heeft moet worden afgeschaft. Het gaat, onder andere, om de volgende studies:
Griekse en Latijnse taal  en cultuur
Archeologie
Natuurkunde en sterrenkunde
Duitse taal en cultuur
Franse taal en cultuur.
Dit betekent dus dat de VU van mening is dat het onderwijs beter wordt en dat  tegelijkertijd natuurkunde zal verdwijnen.


[1] Zie VOX, januarie 2010. Het universiteitsblad van de Radboud Universiteit.
[2] Ad Valvas, 22 september 2011.

maandag 19 september 2011

publicatiequotum!

Publiceren? Eens in de vijf jaar, niet meer.
In een recente column voor het programma Buitenhof pleitte juriste en schrijfster Naema Tahir tegen de publicatiecultuur die de academische wereld in haar greep houdt. Het gemiddelde wetenschappelijk artikel, aldus Tahir, wordt gelezen door vier mensen, de referenten en de twee beste vrienden van de auteur. Wetenschappelijke artikelen zijn volgens Tahir zelden vernieuwend.  De aanleiding voor Tahirs column lag in de pas onthulde fraude van een hoogleraar psychologie, die zijn onderzoeksgegevens zelf verzonnen schijnt te hebben, waardoor hij en een collega in de problemen zijn gekomen.  Tahir toonde begrip voor de psychologen, de publicatiedruk in de academische wereld is zo groot dat het heel invoelbaar is dat academici de boel flessen om hun baan te redden, zo Tahir. We keuren het niet goed, maar toch – zo was de teneur.
In een eveneens recente column voor NRCnext schreef classicus en dichter Ilja Leonard Pfeijfer in een soortgelijk register: de academische wereld waarvan hij de zwanenzang nog had meegemaakt, waarin academische vrijheid – onderzoeken wat en wanneer je maar wilde en college geven over wat je maar wilde – de norm was, heeft plaatsgemaakt voor een ratrace waarin academici over elkaar struikelen om maar aan hun ‘targets’ te voldoen. Er is vrijwel geen verschil tussen een bamifabriek en een BaMafabriek, vandaar ook dat managers uit de voedingsindustrie rustig bij een college van bestuur aan de slag kunnen.
Tahir en Pfeijfer hebben dan ook ontegenzeggelijk gelijk, zoals iedereen die vijf minuten rondkijkt op een universiteit zal ontdekken, als hij tenminste geen bewustzijnsvernauwende bedrijfskundige theorieën tot zich genomen heeft.
De huidige universiteit wordt, als het bedrijf dat zij inmiddels is, in lijn met de systeemtheorie beschouwd als een systeem waar bij de input bestaat uit studenten en wetenschappers die binnen twee subsystemen worden omgezet in de output bachelor (spreek uit betsjeller) en  master (als in driemaster) in het onderwijs en publicaties in het onderzoek;  de kwaliteit ervan blijkt uit de rating van het journal waarin de publicatie verschijnt; als je op de juiste congressen tegen de juiste collega’s aanschurkt en de modieuze opinies binnen de modieuze onderzoeksprogramma’s – een soort kledinglijnen – volgt, dan publiceer je in toptijdschriften en ben je dus een excellente wetenschapper. Excellente wetenschappers zijn overigens niet altijd opinieslaven.
Het punt is eerder dat excellentie en kwaliteit in wezen niets uitstaande hebben met het niveau van het onderzoek of het onderwijs, aangezien excellentie en kwaliteit louter boekhoudkundige noties zijn.
Het is een illusie om te denken dat deze cultuur doorbroken wordt zonder een regelrechte revolutie, aangezien vrijwel het gehele maatschappelijk middenveld van de academische wereld (met name het NWO) en vele hoogleraren teveel te verliezen hebben bij de afbraak van het systeem. Toch zijn er drie heel concrete punten waarmee de wereld die Ilja Leonard Pfeijfer beschrijft, en waarin ik nog gedeeltelijk heb gestudeerd, enigszins kan worden gerecupereerd. Allereerst moet het stelsel van de outputfinanciering verdwijnen: het betalen van universiteiten en hogescholen per behaald studiepunt of diploma zorgt voor een daling van het niveau en vraagt gewoonweg om het soort fraude dat bij InHolland is geconstateerd. Ten tweede moet de financiering van onderzoek rechtstreeks via de faculteiten verlopen en niet via het NWO of andere derde partijen – faculteiten krijgen per leerstoel een budget, te besteden naar eigen inzicht. Ten derde komt er een publicatiequotum, een beperking van het aantal publicaties dat een onderzoeker mág doen.
Ik ga nu alleen op het derde punt in. We publiceren teveel en we publiceren teveel van hetzelfde. We herhalen onszelf voortdurend maar omdat niemand het leest maakt dat niet uit. Maar de wetenschap gaat niet vooruit door herhaling, maar door creativiteit. Creativiteit vereist inzicht en inzicht vereist tijd, tijd die we door de publicatiedruk niet meer hebben, waardoor we steeds herhalen wat we in ons proefschrift ook al zeiden of nog zullen zeggen. In de humaniora komt dit probleem scherper naar voren dan in de natuurwetenschappen, omdat in de natuurwetenschappen, in beperkte mate althans, kan worden voortgeborduurd op vergaarde inzichten, zeker waar het experimenteel onderzoek betreft. In de humaniora bestaan echter geen experimenten of bewijzen; letteren, theologie en filosofie vragen om de gestage ontwikkeling van inzicht. Elke filosoof bijvoorbeeld moet de geschiedenis van de filosofie opnieuw doormaken, er door heen gaan, om ook maar eigen inzichten te kunnen ontwikkelen. Ik weet pas of Aristoteles iets heeft gezegd dat van belang is voor mijn onderzoek naar de waarneming als ik Aristoteles heb gelezen en doordacht en dat is iets heel anders dan dat ik de nieuwste publicatie heb gelezen waarin staat dat Aristoteles volgens de auteur ‘niet meer van deze tijd is’. Ook en literatuurwetenschapper kan zich niet beperken tot het lezen van de laatste artikelen over Pessoa, hij zal de schrijver zelf en de canon van de kritiek moet doorleven. Dat betekent dat het eigenlijk belachelijk is om van iemand voor of net na zijn promotie een stroom aan publicaties te verlangen. Het betekent ook dat iemand die al veel verder is en die aan iets nieuws werkt, daar een periode van ontwikkeling voor beschikbaar moet hebben. De enige die kan bepalen hoe ver hij is, is hij zelf. Een volledig vrije universiteit zou ideaal zijn, maar gezien de getalverslaving van de huidige academische wereld is een meetbaar criterium misschien geen slecht idee. Daarom zou het goed zijn wanneer wetenschappers nog maar éénmaal in de vijf jaar iets móchten publiceren (maar niet móeten publiceren). Ze zouden dan goed moeten nadenken of dit echt wel het boek was dat ze de wereld in wilden sturen, aangezien ze pas over vijf jaar opnieuw iets in druk of op het web of hoe dan ook mochten laten verschijnen. Een publicatiequotum is misschien niet leuk voor de lijstjesmakers en andere boekhouders, maar het zou een zegen zijn voor de academische wereld. Er zou tijd zijn om echt na te denken, te lezen en te schrijven – boeken te schrijven. En om het werk van je collega’s te lezen. Dat is dan waarschijnlijk best aardig.



vrijdag 16 september 2011

Tegen de Europese Unie en Niet Volslagen gek!

Wie tegen de Europese Unie (EU) is, is gek! De EU heeft ons immers vele jaren van vrijheid, vrede en welvaart gebracht en daarom zijn er geen rationele argumenten tegen de EU: ergo, je bent gek als je tegen de EU bent. Wie tegen de EU is moet ook wel een nationalist zijn en gezien de ongekende rampen die het nationalisme in de 20ste eeuw heeft veroorzaakt, moet je wel gek zijn om een nationalist te zijn. En natuurlijk, Wilders is ook (beetje) tegen de EU...
Dit is natuurlijk een machtig rijtje, maar toch zijn er wel argumenten tegen de EU, die niet noodzakelijk van een ernstig zieke geest getuigen. Een zo’n  argument, is dat de EU geen burgers(super)staat is en daarom dat wij, de “EU-burgers”, in werkelijkheid geen vrije burgers meer zijn, maar de kwetsbare onderdanen van een steeds machtiger Eurocratie.
Kort gezegd, de burgersstaat is een staat die in essentie de belangen van de gehele bevolking dient en respecteert en waarbij de bevolking deel kan nemen aan en/of invloed kan uitoefenen op de politieke instituties van de staat. In de burgersstaat zijn wetten en politieke besluiten gericht om, zo goed en zo kwaad als het kan, de belangen van alle burgers te dienen en te respecten. De burgersstaat is in die zin van en voor de burgers. Het tegenovergestelde van de burgersstaat is de onderdanenstaat, waarbij de staat in essentie de belangen van een relatief kleine groep dient, ten koste van of ongeacht de belangen van de rest van de bevolking. De bevolking van de staat bestaat daarentegen slechts uit onderdanen, die geen directe politieke rol of invloed hebben, die veelal als een middel worden gebruikt voor de realisering van de belangen van de heersende groep en die, wat betreft hun eigen belangen, weinig van de staat kunnen terugverwachten.
De burgersstaat is geen strak omlijnd idee, maar een geheel van politieke principes, die de neerslag vormen van verschillende historische processen en gebeurtenissen, culturele invloeden, socio-economische omstandigheden en politiek filosofische denktradities. Grosso modo kan men twee groepen politieke principes onderscheiden, die de burgersstaat als zodanig karakteriseren van de onderdanenstaat onderscheiden. De eerste groep bestaat uit principes die tot doel hebben om te verhinderen dat de staat de burgers onderwerpt, noem ze vrijheidsprincipes. Hierbij kan men o.a. denken aan de scheiding der machten, de rechtstaat, periodieke verkiezingen en de klassieke grondrechten. De tweede groep bestaat uit principes die het de burgers mogelijk maken om deel te nemen aan de politiek en/of de politiek te beïnvloeden, noem ze zelfbeschikkingsprincipes. Hierbij kan men o.a. denken aan het passieve en actieve kiesrecht, volksvertegenwoordiging,  de vrijheid van politieke organisatie, de vrijheid van meningsuiting en de publieke dienstbaarheid van politici en ambtenaren.
Het dagelijkse leven in Europa wordt in een groeiende mate bepaald door wetten en besluiten, die door de EU genomen worden. Deze ontwikkeling gaat natuurlijk ten koste van de nationale (burgers)staten, die steeds minder te zeggen hebben over belangrijke aspecten van het dagelijkse leven van hun burgers; die steeds meer de uitvoerders en bewakers zijn geworden van wetten en besluiten afkomstig van de EU. Om de politieke vrijheid en zelfbeschikking die kenmerkend zijn voor de burger te waarborgen zouden de principes van de burgersstaat daarom ook op het Europese niveau moeten worden toegepast.
Ogenschijnlijk bevat de EU elementen van beide bovengenoemde politieke principes, maar de facto is de EU geen burgers(super)staat. De “EU-burgers” hebben weliswaar bepaalde politieke rechten, die hen tegen de EU zouden moeten beschermen tegen onderwerping en hun in staat zouden moeten stellen om deel te nemen aan de politieke instituties van de EU en deze te beïnvloeden. Echter, door verschillende structurele problemen, weeffouten en contingenties kunnen deze politieke rechten in werkelijkheid er niet voor zorgen dat de wetten en besluiten van de EU ook daadwerkelijk hun wetten en besluiten zijn, dat ze zo goed mogelijk hun belangen dienen en respecteren. De “EU-burgers” zijn daarom slechts formele burgers, die in werkelijkheid steeds verder naar de positie van onderdanen afglijden (onderdanen in de bovengenoemde zin van het woord). De EU holt de nationale burgersstaten steeds verder uit, maar tegelijkertijd biedt zij in die zin geen reëel alternatief voor de nationale burgersstaten.
Een aantal recente voorbeelden:
De manier waarop de Europese machtspolitiek de positie van de nationale staten en de democratische spelregels van de EU zelf ondergraaft:
“Once upon a time constitutional changes took years of debate in national legislatures. Today such amendments can be dictated by the leaders of Europe’s two key governments. The effect, however, is the same as that of a military interference in Kant’s time. National sovereignty, parliamentary democracy and the separation of powers in Europe are suspended by mutual agreement between France and Germany […] The ongoing assault on the basic rules of liberal democracy has been the defining feature of the euro crisis. The measures taken to salvage the wreck of monetary union are so unpopular, inexplicable and unaffordable that the political class introduces them by stealth. Parliaments are only given days to consider the most complex pieces of legislation; the public is misled by sideshows such as obscure plans of ‘economic government’; and all is clouded by wordy evocations of ‘solidarity’, ‘responsibility’ and ‘stability’. It is as if George Orwell himself had written the script.” (Lees verder)
Hoe de Eurocratie de Eurocrisis gebruikt om, buiten de “EU-burgers” om, de machtspositie van de EU t.o.v. van de nationale staten verder uit te breiden:
“European leaders are seizing the opportunity opened up by the Greek crisis to make another giant leap forward in the grand project of an “ever closer union”. As is now customary, this will all be done without the consent of the governed. The plan envisages drastic curtailment of the sovereignty of eurozone states, especially the peripheral ones, in favour of a radical centralisation of power. This, of course, is what opponents of the euro have always argued. It was dishonest to pretend that a currency zone could work without significant political union in order to bring fiscal and monetary policy into alignment. A point would come at which the project was either scaled back in line with public wishes, or it was bulldozed towards its logical conclusion. And so, we now stand on the brink of yet another huge transfer of power from the imperfect yet workable democratic framework of the nation state to an ever expanding bureaucracy accountable to no-one but itself. Yesterday’s agreement on Greek debt may have provided short-term relief to the financial markets, but for European democracy it was another nail in the coffin.” (Lees verder)
Hoe de Eurocratie onze belangen ondergeschikt maakt aan de eigen politieke idealen:
“It might come as a surprise, then, after such turmoil in the financial world and the ugly riots in the streets of Athens, to realise that in the eyes of those Eurocrats who inhabit the Brussels bubble, things are going pretty well. That’s because the present euro crisis is an inevitable consequence of a deliberate choice. For them it is all part of a greater long-term project: a ‘beneficial crisis’ that will help hasten their ultimate goal of a federal European state. This is not fanciful mischief making. Would that it were! One powerful Eurocrat, who is today at the epicentre of EU affairs, once described to me the three great crises the EU has experienced since 1991 in exactly these terms […]” (Lees verder)
Het ideal van de burgerstaat is niet louter een abstact moreel ideal,  het is geen “geneuzel voor intellectuelen”. De geschiedenis leert ons dat politieke onderdanen vaak zeer kwetsbaar zijn, zelf voor de goede bedoelingen van hun meesters, laat staan voor hun eigenbelang, domheid en waanideeën.

woensdag 14 september 2011

Schaliegas: vervolg

Ik las net op PowNed dat de waterleverancier  Vitens zich zorgen maakt over de plannen omtrent schaliegas. Zie: http://www.powned.tv/nieuws/tech/2011/09/drinkwaterbedrijf_bezorgd_over.html

Bovendien heeft de Tweede Kamer vandaag een bespreking over schaliegas gehad. Zie: http://www.tweedekamer.nl/vergaderingen/commissievergaderingen/vandaag/details.jsp?parlisnummer=2011A02679&dayofweek=Woensdag&his=0

Eerdere besluiten over deze kwestie zijn hier http://www.tweedekamer.nl/applicaties/result.jsp te vinden. Ik ben benieuwd wat er uit komt. Ik hoop ook dat er nu geen paniek reactie volgt, maar dat men zowel de geopolitieke als de ethische kwesties serieus neemt.

Ludwig Kamphausen

dinsdag 13 september 2011

Schaliegas: een dilemma

In de Verenigde Staten wordt er steeds vaker gebruik gemaakt van een alternatieve energiebron: schaliegas. Deze energie bron lijkt veelbelovend te zijn. Dus zijn een aantal landen binnen de Europese Unie er ook in geïnteresseerd. Het gaat hier vooral omPolen, maar ook Nederland, Duitsland en Groot-Britannie. Franrkijk was aanvankelijk ook van plan om schaliegas te winnen, maar heeft er om veiliggheidsredenen van af gezien. 
Waarom zijn al deze landen nou zo geïnteresseerd in schaliegas? Het is eigenlijk vrij eenvoudig. Om de toegenomen interesse in schaliegas te begrijpen moeten we kijken naar twee factoren: de overheden van de landen die schaliegas willen winnen en de bedrijven die dit voor ze gaan doen.
Laten we beginnen met de landen. De primaire reden waarom  Amerika schaliegas wil winnen is dat dit land qua energie niet meer zo afhankelijk van het Midden Oosten wil zijn. De EU landen hebben een soort gelijke reden. Zij willen niet meer zo afhankelijk zijn van Russisch gas. Vooral voor Polen is dit van groot belang, gezien zij de machtpolitiek van Rusland wat directer ervaren dan de meer Westelijk gelegen landen dat doen. Desalniettemin moeten we het verlangen van Duitsland en Nederland om onafhankelijk te zijn van de machtspolitiek van het Kremlin ook niet onderschatten.Kort samen gevat kunnen we dus concluderen dat het gezien de geopolitieke context in het strategische belang is van de VS en de EU om schaliegas te winnen. De primaire reden waarom de bedrijven schaliegas willen winnen is eigenlijk nog eenvoudiger: winst.

Op zich is het natuurlijk mooi als de VS en de EU qua energie onafhankelijker worden. Maar er zijn ook wat nadelen aan schaliegas verbonden. Om dit te begrijpen moeten we kijken wat schaliegas is en hoe het wordt gewonnen.[1]
Om te beginnen moet men beseffend at het niet om een ander soort gas gaat, maar om hetzelfde soort gas dat in een ander soort gesteente of grond zit.
Gewoon aardgas zit in een gasbel in de grond en is relatief gemakkelijk om te winnen. Maar schaliegas zit vast in een laag kleisteen, ook wel schalielaag genoemd. Daarom is het lastiger om te winnen dan het normale aardgas.
Het gas wordt uit een  schalielaag gehaald via een injectie van water met chemicaliën. Door deze injectie ontstaan er scheuren in de steenlaag. Via deze scheuren komt er gas vrij die door de buis, waarmee ook het water plus toevoeging in de bodem is gestopt, wegstroomt en gewonnen kan worden. De methode wordt ook wel  hydraulisch breken genoemd.
Aan de methode van het hydraulisch breken zijn een aantal nadelen verbonden. In de Verenigde Staten zijn er een aantal problemen ontstaan omtrent schaliegas. Het blijkt dat er bij dit proces vaak een aantal gevaarlijke stoffen zoals arsenicum, kwik en benzeen in het drinkwater terecht  komen. Volgens de gasmaatschappijen kan dit worden tegen gegaan door het vervuilde water af te vangen. Maar dit gebeurd in de VS niet voldoende. De reden hier van is dat de bedrijven die schaliegas winnen zich niet hoeven te houden aan de wet betreffende bodemvervuiling. De bedrijven die schaliegas willen gaan winnen in Europa ( in Nederland Cuadrilla Resources) zeggen natuurlijk dat hydraulisch breken binnen de Europese context ongevaarlijk is. [2]
De vraag is nu wie er gelijk heeft. Is hydraulisch breken  gevaarlijk of niet? Volgens een aantal leden van het Europese parlement in elk geval wel. Zij hebben op persoonlijke titel een rapport geschreven[3] waarin staat dat er ook in de EU geen regelgeving isvoor deze vorm van gaswinning.  Ik ben zelf niet genoeg bekend met deze materie om hier een oordeel over te kunnen geven. Maar als het hierbovengenoemde verslag klopt, dan gaat het argument van de gasbedrijven dat de Eoropese context  zo anders is niet op.
 Het lijkt me daarom van groot belang dat de volgende vragen zorgvuldig moeten worden beantwoord:
a.       Hoe groot is het risico op watervervuiling? Hierbij moeten we onthouden dat water ook een strategische factor is.
b.      Wat is de relatie tussen dit risico en het strategische belang van energie onafhankelijkheid? Welk gewicht moeten we aan beide aspecten geven?
We zitten dus met een dilemma. Aan de ene kant willen we qua energie onafhankelijk zijn, maar van de andere kant bedreigt een mogelijke oplossing voor dit probleem een deel van onze watervoorraden. De vraag is natuurlijk wel hoe groot dat deel is. Om te begrijpen hoe we uit dit dilemma kunnen geraken moeten we rekening houden met drie factoren:
     i.      Geopolitieke belangen,
     ii.     Intern politieke belangen (hoe reageren de kiezers?),
     iii.    Ethische belangen.

Het lijkt mij dat het aan de politiek is om hier een grondig onderzoek naar te laten doen. Natuurlijk mag men niet beginnen met het winnen van schaliegas tot dat deze vragen zijn beantwoord. 

Ludwig Kanphausen

vrijdag 9 september 2011

Een (Palestijnse) Lente in September?

“President” Abbas heeft het druk, lezen we:
“De Palestijnse president Mahmoud Abbas wil in september aan de Verenigde Naties om erkenning vragen van de Palestijnse staat [...] “De Palestijnse zaakwaarnemer Riyad Mansour laat weten dat de Palestijnen hun plannen voor erkenning willen doorzetten. 'Het erkennen van Palestina als soevereine staat in een ondubbelzinnige resolutie zal ervoor zorgen dat de tweestatenoplossing onvermijdelijk wordt,' aldus Mansour”.
De tweestatenoplossing doet zeker recht aan het Palestijnse streven naar onafhankelijkheid als we met het begrip onafhankelijkheid het einde van de zogenaamde Israëlische bezetting bedoelen. Het is echter zeer de vraag of de oprichting van een onafhankelijke Palestijnse staat de Palestijnen ook daadwerkelijke politieke vrijheid en waardigheid zal brengen. Om dat te realiseren zou het streven naar een eigen staat aangevuld moeten worden met een streven naar een Palestijnse democratie, of iets dat daarop lijkt.
The Palestinians want a political system that resembles the one in Israel and other Western democracies. They do not want regimes like the ones in Syria, Libya, and many other Arab countries. The last thing the Palestinians want is a repressive regime that harasses political opponents and journalists, and throws people into prison without trial -- especially not at a time when Arab masses are demanding an end to dictatorships. The Palestinians want their own Knesset, where any member of parliament could express his opinion without fear. They want a free media like the one in Israel, where journalists, columnists and editors feel free to write anything they want. They also want an independent judiciary system where judges do not receive intimidating phone calls in the middle of the night from the "president's office" or senior security officials”.
De realisering van een Palestijnse democratie is echter geen vanzelfsprekendheid. Palestina, het gebied waarvoor “president” Abbas om erkenning bij de VN gaat vragen (een president die om een staat vraagt is zoiets als een vrijgezel die om echtscheiding vraagt), bestaat in feite uit twee gescheiden gebieden met twee verschillende regeringen: de Westelijke Jordaanoever die door  Abbas en zijn Fatah-beweging geregeerd wordt en de Gazastrook die door Hamas geregeerd wordt.  Het Hamasregime in Gaza biedt zeker weinig hoop voor die Palestijnen die burgers en geen onderdanen van hun staat willen zijn. Een aantal voorbeelden:
De arme bevolking in Gaza voelt zich gebruikt door de radicaal-islamitische Hamas-regering. Leden van de terreurgroep, ambtenaren en prominente supporters hebben sinds het aantreden van het Hamas-bestuur in 2007 aanzienlijke rijkdom verworven, terwijl er voor de onderklasse niets verandert”.
In 2010, the Hamas regime in Gaza conducted a literal witchhunt in which they arrested 150 women. According to news reports, women arrested as witches are forced to sign confessions and statements renouncing witchcraft. In connection with the witchhunt, the regime has placed large anti-witchcraft posters at mosques, universities and at government offices. These posters warn women against occult practices and give helpful information to Gaza residents wishing to accuse their neighbors of the crime”
On Monday, June 28, masked gunmen destroyed a U.N. summer camp facility in the Palestinian Gaza Strip. A U.N. official called it another example of the growing levels of extremism in Gaza. […] ‘The attack is one more sign that Gaza under Hamas is becoming a Taliban-like regime’. ‘Hamas is forcing people to live within the confines of a harsh moral code and punishing those who try to exercise their few remaining rights,’ said in a statement by Human Rights Watch, a group who opposes Israel's current policy toward Gaza. Since Hamas overthrew Fatah in a bloody 2007 coup, many Christians have also fled Gaza. Several Christian stores and schools have been vandalized and a prominent Christian, Rami Ayad, was murdered by Islamic radicals.
“The main near-term objectives of the Hamas movement focus on completing the takeover of the Palestinian Authority […] The struggle to depose Abu Mazen (Mahmoud Abbas) on the West Bank is at this stage more important to Hamas than even the military battle against Israel, because such a victory would enable Hamas to achieve exclusivity in representing the Palestinian people […]”
De Palestijnse Autoriteit (PA), die door de “gematigde” “president” Abbas wordt geleid en die op moment het enige politieke alternatief voor de Hamas is, biedt ook weinig hoop op een goedfunctionerende Palestijnse democratie. Hier is de Palestijnse journalist Khaled Abu Toameh over het democratische gehalte van de PA:
 In the West Bank, the Western-funded government of Mahmoud Abbas and Salam Fayyad has been waging a campaign aimed at silencing the opposition and intimidating journalists. The Palestinian Authority claims that the crackdown is necessary to thwart any attempt by Hamas to extend its control to the West Bank. As a result of this campaign, hundreds -- some says thousands -- of Palestinians are being held without trial in Palestinian Authority prisons in the West Bank. Among the detainees are university students and lecturers, journalists and political activists suspected of being affiliated with Hamas and other Palestinian opposition groups. Even Palestinian government employees are now complaining about the iron-fist policy of Abbas and Fayyad. In recent weeks, several employees said they received warnings from the Palestinian security services and senior Palestinian Authority officials in Ramallah not to meet with "Jewish correspondents" or any other foreign journalist suspected of being "pro-Israel." Only a quarter of the Palestinians living in the West Bank believe they can criticize the Palestinian Authority”.
“[…] Members of the Palestinian parliament who are supposed to enjoy immunity have been intimidated by the Palestinian Authority, and journalists are afraid to report anything that might anger their leaders in Ramallah. Atlthough the judiciary system in the Palestinian Territories has indeed improved in recent years, it is still far from being independent. The political science professor, Abdel Sattar Qassem, was arrested after he wrote an article criticizing the administration of An-Najah University where he works. He was released a few days later following strong protests. Such practices are not uncommon in the Palestinian Authority-run territories. Several journalists, because of their work, have also been targeted in recent months by various branches of the Palestinian security forces. The most recent case was that of Majdoleen Hassouneh, a female reporter from Nablus, who was summoned for interrogation for reporting about a sit-in protest in her city. When she refused to report for interrogation, the Palestinian Authority security services arrested her two brothers, forcing her to go into hiding.”
Deze gegevenheden van het Palestijnse politieke realiteit bewijzen natuurlijk niet dat een eventuele Palestijnse staat, die in september zeer waarschijnlijk op de steun van de Algemene Vergadering van de VN kan rekenen (wat nog niet betekent dat de Palestijnse staat door de VN erkend is, want daarvoor is ook een erkenning van de Veiligheidsraad nodig), nooit een democratie zou kunnen zijn. Misschien zouden de verlichte krachten in de Palestijnse samenleving overwinnen. Maar gelet op de bovengenoemde obstakels is het bepaald niet ondenkbaar, dat die staat geen democratie zou zijn, maar een nieuwe versie van Libië, Syrië, Iran, Jemen, Irak of Afghanistan.
The122 countries that have promised to vote in favor of a Palestinian state at the United Nations need to ask the Palestinian leadership whether the new state would be free and democratic and respect human rights and freedom of expression [….].The fact that hundreds of Palestinians are being held in Palestinian-controlled jails without trial and are being subjected to various methods of torture shows that democracy and respect for human rights do not exist in the Palestinian Authority's lexicon […] Unfortunately, the way things look now the new state of Palestine will not be a democratic one”.


Een lente in september blijft lastig

Hebben wij de Verenigde Naties wel nodig? (III)

Charles Blattberg vindt van niet:
“With the 1948 United Nations Universal Declaration of Human Rights, the idea of human rights came into its own on the world stage. More than anything, the Declaration was a response to the Holocaust, to both its perpetrators and the failure of the rest of the world adequately to come to the aid of its victims. Since that year, however, we have seen many more cases of mass murder. Think of China, Bali, Cambodia, Ethiopia, Guatemala, the former Yugoslavia, Rwanda, and now Darfur. Of course, one could always claim that such horrors would have been even more frequent if not for the Declaration. But I want to argue otherwise. For I believe that human rights have contributed to making mass murder more, rather than less, likely.” (Lees verder)
De kerngedachte is zeker belangrijk en interessant, maar er is veel meer over deze kwestie te zeggen. Wordt vervolgd!

vrijdag 2 september 2011

Kafka en de NS

Ik ben recentelijk mijn mobiele telefoon kwijt geraakt in de trein. Zodra ik dit opgemerkt had ben ik naar een medewerker gegaan om dit te melden. Hij heef mijn telefoon als verloren voorwerp gemeld. Vervolgens heb ik van de NS-medewerker een nummer gekregen waaronder de telefoon als verloren voorwerp geregistreerd stond.
Tegen het eind van de middag kreeg ik een bericht van een aardige mevrouw die het ding gevonden had. Ze zei dat ze de telefoon zou afleveren bij een van de treinstations in ons land.
Ik heb meteen naar de NS gebeld. Ze wisten te melden dat ik het volgende moest mee brengen om mijn telefoon terug te krijgen: mijn paspoort, een kaart met daarop het serienummer van de SIM-kaart.
Een krap uur later was ik op het station in kwestie aangekomen. Ik ben toen naar de balie gelopen en heb mijn telefoon terug gevraagd. Om voor elkaar te krijgen dat ik de telefoon terug kreeg heb ik het volgende moeten doen:
-          Ik heb mijn telefoon (merk, kleur) beschreven
-          Ik heb mijn paspoort laten zien
-          Ik heb het hetkaartje met het serienummer laten zien. (De medewerkster heeft toen gecontroleerd of de SIM-kaart inderdaad dit nummer heeft. Dit bleek te kloppen.)
-          Ik heb het nummer van mijn telefoon opgegeven. Ook dit bleek na een controle van de medewerkster te kloppen.
Maar ik kreeg mijn telefoon niet mee. Het bleek namelijk dat de telefoon onder een ander nummer geregistreerd stond dan het nummer dat ik van een van hun medewerkers eerder die dag had gekregen. Pas na zeer lang onderhandelen, en nadat ik drie formulieren had ingevuld (waarvan een online) kreeg ik mijn telefoon weer terug. De baliemedewerkster gaf overigens toe dat het waarschijnlijk aan de NS lag dat de telefoon onder twee verschillende zoeknummers geregistreerd stond. Maar ondanks dat was ze toch niet  van plan om naar al het bewijs te kijken dat het om mijn telefoon ging. Pas na het invullen van drie formulieren was het me dus gelukt om het ding weer mee te krijgen.
Het is toch verbazingwekkend (o nee, toch niet) dat de NS, nadat deze organisatie geprivatisseerd is, qua bureaucratie toch verdacht veel op de Sowiet Unie lijkt.
Ludwig Kamphausen