woensdag 20 juli 2011

Rechtmatigheid en Morele Juistheid in de Internationale betrekkingen

Een van de Hoofdzonden van onze tijd is het schenden van het internationale recht. Wie het internationale recht schendt, handelt tegen de moraal (zeker als het gaat om het schenden van de regels en de resoluties van de Verenigde Naties) Recentelijk nog was deze opvatting veelvoudig te horen en te lezen in verband met de liquidatie van bin-Laden.
“Eichmann kreeg een proces, Bin Laden de kogel” kopte Trouw.nl. “’Gerechtheid is geschied’, zei president Barack Obama zondagnacht. Maar wat heeft een 'buitengerechtelijke executie zonder eerlijk proces' te maken met gerechtigheid vraagt internationaal rechtsgeleerde aan de Kent University Nick Grief zich af... Misschien was het niet mogelijk hem levend te pakken ... maar niemand mag buiten de bescherming van de wet vallen. Zelfs na de Tweede Wereldoorlog kregen oorlogsmisdadigers van het naziregime een eerlijk proces.”
Klopt deze stelling wel, die hier door een internationaal rechtsgeleerde wordt geponeerd? Kan een handeling die volgens het internationale recht onrechtmatig is tegelijkertijd rechtvaardig zijn en vice versa? Veralgemeniseerd gesteld: impliceert de onrechtmatigheid van een handeling de morele onjuistheid daarvan en vice versa? Een aantal opmerkingen.
1. Recht en moraal zijn twee verschillende taalspelen, om een Wittgensteiniaans begrip te gebruiken, die weliswaar kunnen overlappen, echter die niet noodzakelijk met elkaar in overeenstemming zijn. Deze taalspelen hebben immers verschillende doelen en verschillende spelregels en daarom is het in principe mogelijk dat één en dezelfde handeling moreel juist kan zijn en tegelijkertijd onrechtmatig en vice versa. Morele oordelen vragen om een morele onderbouwing, geen juridische onderbouwing en vice versa.
Een voorbeeld: je loopt langs de gracht in Amsterdam een recht voor je neus valt een kind dat niet kan zwemmen de gracht in. Moet je nou de gracht in springen om het kind te redden? Het morele antwoord op deze vraag is afhankelijk van de moreel relevante aspecten van de situatie. Het juridische antwoord op deze vraag is echter afhankelijk van de inhoud van het recht. Als er een rechtsnorm zou zijn, die voorschrijft dat men in deze situatie het kind moet redden, dan is het rechtelijke antwoord op onze vraag: de gracht in! Maar als een dergelijke objectieve norm niet zou bestaan, dan zou er simpelweg geen rechtelijke plicht zijn om dat kind te redden. Vanuit het recht bezien is het niet van belang wat de moraal ons in dit geval voorschrijft. Onze morele opvatting van de situatie zou echter niet veranderen door het ontbreken van deze rechtsnorm. Moreel gezien is het irrelevant dat het recht ons niet verplicht om het kind te redden.
(Vanuit natuurrechtelijk perspectief zou men wellicht bezwaar kunnen maken tegen deze stelling betreft de relatie tussen recht en moraal. Het zou echter te ver gaan om deze discussie hier te gaan voeren. Men kan kort wel opmerken dat deze stelling overeind blijft ook al zouden alle normen van het recht op zichzelf niet immoreel zijn)
2. De vraag of men zich aan het internationale recht moet houden kan niet door de normen van het internationale recht zelf beantwoord worden. Deze normen constitueren weliswaar het spel van het internationale recht en ze bepalen hoe dat spel gespeeld wordt, maar ze bepalen niet dat het gespeeld moet worden. Een vergelijking met voetbal kan hier misschien op zijn plaats zijn. De spelregels van het voetbal bepalen wat het spel voetbal is, wat voetbal tot voetbal maakt, en hoe het voetbalspel gespeeld moet worden. Als wij ons aan deze regels niet zouden houden, dan zouden we geen voetbal spelen of in ieder geval niet zoals het volgens de regels hoort. Het is echter duidelijk dat deze regels niet bepalen dat wij voetbal moeten spelen. De vraag of men wel of niet voetbal moet spelen is van een geheel andere orde. Op dezelfde wijze kunnen de normen van het internationale recht ons niet verplichten om ons aan deze normen te houden. De vraag of wij ons aan deze rechtsnormen moeten houden is van een andere orde, het is geen juridische vraag, maar een morele vraag, die o.a. naar de morele doelen, inhoud en de bronnen (legitimiteit) van het internationale recht verwijst.
De stelling dat de onrechtmatigheid van een handeling de morele onjuistheid daarvan impliceert zou daarom correct kunnen zijn alleen als er een morele plicht zou zijn om het internationale recht ten alle tijden te respecteren. Maar zijn we daadwerkelijk verplicht het internationale recht ten alle tijden te respecteren? We hebben gezien dat het recht en de moraal twee verschillende taalspelen zijn en daarom is het niet ondenkbaar, dat het recht in concrete situaties tot rechtmatige doch moreel onjuiste uitspraken kan komen. Logischerwijze betekent dit dat we, moreel gesproken, ook verplicht zouden kunnen zijn om het recht niet te respecteren. Een morele plicht om ten alle tijden het internationale recht te respecteren hebben we dus niet en kunnen we, logisch gesproken, ook niet hebben.
3. Deze relatie tussen recht en moraal lijkt de positie van het (internationale) recht te ondermijnen, want wat hebben we aan het recht als we per situatie moeten beslissen of wij ons aan het recht moeten houden. Echter, ter ondersteuning van de positie van het recht kan het morele belang van de (internationale) rechtsorde worden ingebracht. Men kan aanvoeren dat in de praktijk het recht het primaat boven de moraal zou moeten hebben, omdat de rechtsorde de basisvoorwaarden schept – vrede, veiligheid, basisrechten, onderling vertrouwen etc. – voor het daadwerkelijk functioneren van de moraal in de praktijk. Zonder rechtsorde, geen moraal, zou men kunnen zeggen. Het is echter nog maar de vraag of dit beroep op het belang van de internationale rechtsorde effectief is.
Het internationale systeem is een zelfhulpsysteem. Dat wil zeggen, in het internationale systeem bepalen individuele staten zelf of zij hun internationaal rechtelijke plichten willen nakomen en ze moeten zelf hun rechten afdwingen. Een soevereine macht die in naam van de rechtsorde zelf staten dwingt hun internationale plichten na te komen en de rechten van staten beschermt ontbreekt in dat systeem. Door deze eigenschap van het internationale rechtssysteem is het nog maar de vraag hoe dwingend het belang van de internationale rechtsorde kan zijn. Individuele staten hebben immers geen zekerheid over de vraag of andere staten zich ook aan de internationale rechtsnormen zullen houden en deze inherente onzekerheid kan morele redenen genereren om het recht te schenden. Denk bijvoorbeeld aan een situatie waarbij een staat die in overeenstemming met de rechtsnormen gebieden moet afstaan, die vervolgens zeer waarschijnlijk gebruikt zullen worden om deze staat, tegen het recht in, ernstig te schaden of zelfs te vernietigen. Is deze staat moreel verplicht de betreffende rechtsnormen na te leven in naam van de internationale rechtsorde?
Het probleem hier is op zijn minst tweeledig:
(I) in de internationale betrekkingen gaat het vaak om het fysieke bestaan of bestaansvoorwaarden van hele bevolkingsgroepen. Mogen deze opgeofferd worden in naam van de internationale rechtsorde? Deze vraag wordt prangender als we ons realiseren dat de internationale rechts orde in zekere zin niet bestaat. Dit gegeven is immers de bron van de onzekerheid in het internationale systeem. De vraag is dus in feite of we hele bevolkingen mogen opofferen aan het ideaal van een internationale rechtsorde?
(II) Als een hoofddoel van de internationale rechtsorde is om de internationale vrede en veiligheid te handhaven, wat is dan het punt van het beroep op dit doel als daarmee de internationale vrede en veiligheid juist ondermijnd worden? Een goed functionerende internationale rechtsorde zou misschien een ideaal zijn, maar het opdringen van dit ideaal op de weerbarstige internationale werkelijkheid kan contraproductief zijn, zo niet desastreus.
Kan een handeling die volgens het internationale recht onrechtmatig is tegelijkertijd moreel juist zijn en vice versa? Ja, dat kan! Wie het internationale recht schendt, handelt dus niet noodzakelijk tegen de moraal. Dit heeft te maken met het logische primaat van de moraal boven het objectieve recht en met de specifieke eigenschappen van de internationale betrekkingen waarin het internationale recht functioneert. Dit betekent niet dat het internationale recht geen waarde heeft, maar wel dat het internationale recht niet losgezongen mag worden van de werkelijkheid waarin het functioneert.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten