maandag 26 augustus 2013

Het Eigen Ideologisch Gelijk Eerst

Volkskrant.nl, maandag 25/08/2013:
"Israël heeft maandag verontwaardigd gereageerd op het bericht dat de Nederlandse regering ingenieursbureau Royal HaskoningDHV heeft geadviseerd te stoppen met de bouw van een waterzuiveringsinstallatie in Jeruzalem, omdat dit project in door Israël bezet gebied zou staan [...] Het ministerie van Buitenlandse Zaken zegt dergelijke projecten te ontmoedigen, maar voegt eraan toe dat het Nederlandse bedrijven niet verbiedt eraan te beginnen.
'Dit is waanzin. De meer dan 200.000 mensen die in dit gebied wonen -­ en dat zijn vooral Palestijnen ­- hebben vreselijk veel last van de ernstige vervuiling van de Kidron-rivier', zegt Naomi Tsur, locoburgemeester van Jeruzalem. 'Waterverontreining is een probleem dat geen grenzen kent. Ik zit al 5 jaar met de Palestijnse Autoriteit om de tafel om te werken aan een oplossing die alle bewoners ten goede komt, waar de toekomstige grenzen ook komen te liggen. Het project waar Royal HaskoningDHV aan werkt, is in ieders belang.'" (lees hier)
Tot de eerste wereldoorlog was Jeruzalem eeuwen lang een Ottomaans stadje en geen Palestijnse stad. Zoals we straks zullen zien, de Joden waren al in die periode de grootste religieuze groep in Jeruzalem en richting het einde van de Ottomaanse periode was de meerderheid van de inwoners van Jeruzalem Joods. In 1922, in de nasleep van die oorlog, werd door het Volkerenbond een belangrijk document unaniem aangenomen, dat bekend staat als het Mandaat voor Palestina. Volgens dat document maakt Jeruzalem als geheel een deel uit van het gebied dat als het Joodse nationale thuisland werd bestempeld. Dit recht op o.a. Jeruzalem wordt nog altijd door art. 80 van de VN-handvest beschermd.

Volgens het VN-partitieplan uit 1947 (VN-res. 181), zou Jeruzalem als geheel onder internationaal toezicht geplaatst worden. Jeruzalem zou volgens die resolutie dus geen Israëlische stad zijn, maar ook geen Palestijnse-Arabische stad. Dit plan werd echter door de Arabische landen niet erkend en in mei 1948 ook tegengewerkt door een vernietigingsoorlog tegen de jonge staat Israël te beginnen en daarbij o.a. delen van Jeruzalem te veroveren. De juridische betekenis van deze gebeurtenissen is nog altijd een kwestie van discussie. Volgens een breedgedragen opvatting over de status van VN-resoluties zoals 181 (resoluties onder hoofdstuk VI) kon het partitieplan alleen verplichtend worden als de betrokkene partijen ermee instemden. Maar doordat de Arabische staten dat niet deden, is dat plan nooit van kracht geworden. Sommigen menen dat dit impliceert dat het 'Mandaat' van 1922 nog altijd van kracht is en dat Jeruzalem gewoon bij Israël hoort. Volgens een andere lezing zou er na mei 1948 sprake zijn van een soort juridisch niemandsland wiens status in de praktijk zou moeten uitkristalliseren.

In 1948 heeft Jordanië Oost-Jeruzalem, geheel in strijd met het internationale recht, veroverd en vervolgens geannexeerd. (De Jordaanse verovering en annexatie van oost-Jeruzalem zijn overigens nooit door de internationale gemeenschap erkend). De facto was Oost-Jeruzalem in de periode tussen het einde van het Britse mandaat in mei 1948 en de Israëlische verovering van de stad in 1967 een Jordaanse stad en geen Palestijnse stad. In die periode bestond er helemaal geen Palestijnse staat of andere erkende Palestijnse politieke autoriteit die enig zelfstandig politiek gezag over die stad uitoefende of waarvan Jeruzalem de hoofdstad was. In 1967 heeft Israël Oost-Jeruzalem dus op Jordanië veroverd en niet op de Palestijnen.

Demografisch gesproken is Jeruzalem al heel lang een Joodse stad en geen Arabische-Palestijnse stad. In 1922 woonden er in Jeruzalem in totaal 52,081 mensen, waarvan 33,971 Joden, 13,411 Moslims en 4,699 Christenen. In 1948 had Jeruzalem 165,000 inwoners, waarvan 100,000 Joden, 40,000 Moslims en 25,000 Christenen. En in 1967 had Jeruzalem zo'n 263,500 inwoners; 196,000 Joden, 55,000 Moslims en 12,500 Christenen. De demografische overmacht van de Joden in Jeruzalem gaat zeker terug naar de jaren '90 van de 19de eeuw en is dus niet ontstaan door de verovering van Jeruzalem door Israël in 1967 of de snelle ontwikkeling van west-Jeruzalem tussen 1948 en 1967 (deze cijfers zijn o.a. hier te vinden). In die zin heeft Israël in 1967 een Joodse en geen Arabische-Palestijnse stad veroverd.

De scheiding tussen Oost- en West-Jeruzalem, die nu als een soort vanzelfsprekendheid wordt beschouwd, als een grens, heeft geen internationaalrechtelijke basis. Die scheidingslijn tussen Oost en West loopt vrijwel gelijk met de staakt-het-vuren-linie van 1949, die nooit als een internationale grens bedoeld of erkend was. Het staakt-het-vuren-verdrag van 1949 bepaalt expliciet dat deze linie geen internationale grens is en geen basis mag zijn voor dat soort claims. Bovendien is de scherpe demografische scheiding tussen het Arabische Oost-Jeruzalem en het Joodse West-Jeruzalem in sterke mate te wijten aan Jordanië dat tijdens de verovering van Oost-Jeruzalem in 1948 de Joodse bewoners van Oost-Jeruzalem in grote getallen heeft weggejaagd en uitgemoord.

In VN-resolutie 242, die in de nasleep van de Zesdaagse oorlog in 1967 door de VN-veiligheidsraad aangenomen is, wordt Israël geenszins opgeroepen om zich onvoorwaardelijk uit Oost-Jeruzalem terug te trekken, laat staan terug te geven aan de Palestijnen. De Palestijnen komen in dat document helemaal niet voor. Als Israël volgens deze resolutie Oost-Jeruzalem aan iemand terug zou moeten geven, dan is het aan Jordanië. Een vraag die bij de verschillende interpretaties van deze resolutie regelmatig aan de orde is, is of Israël juridisch verplicht is om Oost-Jeruzalem terug te geven aan de onrechtmatige voormalige bezetter van dat gebied, Jordanië, te meer omdat Israël dat gebied in een defensieve oorlog veroverde.

In resolutie 242 wordt Israël inderdaad opgeroepen om gebieden die door haar in die oorlog veroverd waren terug te geven, maar de officiële Engelstalige versie van deze resolutie spreek bewust over 'gebieden' en niet over ‘alle gebieden’. Deze oproep wordt ook nog nadrukkelijk gekoppeld aan de erkenning van het bestaansrecht van de staat Israël en het garanderen van veilige grenzen voor alle betrokkene staten in de context van een duurzame vredesregeling. Het teruggeven van gebieden door Israël is dus geen preconditie voor, maar het resultaat van vredesonderhandelingen, erkenning etc. Bovendien is resolutie 242 een hoofdstuk VI-resolutie en dit betekent dat van subjectieve rechten op specifieke gebieden pas sprake kan zijn als de betrokkene partijen door onderhandelingen tot afspraken zijn gekomen.

VN-resolutie 446 van 1979 zegt dat de Israëlische nederzettingen in de gebieden die door Israël in 1967 waren veroverd, inclusief Oost-Jeruzalem, geen geldige juridische status hebben ("have no legal validity"). De juridische onderbouwing van die resolutie, en zeker wat betreft de positie van Oost-Jeruzalem, is echter niet onproblematisch. Deze resolutie is in de kern gebaseerd op een zeer bedenkelijke - tendentieuze en inhoudelijk twijfelachtig- interpretatie van bepaalde onderdelen van de vierde Geneefse Conventie. Maar misschien belangrijker, deze resolutie is een zogenaamde hoofdstuk VI-resolutie en heeft daarom niet de status van een rechtsplicht (legal obligation). Handelen in strijd met deze resolutie levert dus geen schending van internationaal recht, maar is in strijd met de mening van die staten die toen voor deze resolutie hebben gestemd. 

Maar zelfs als resolutie 446 en de bewuste interpretatie van de vierde Geneefse Conventie internationaal rechtelijk perfect in orde waren, dan was het beroep dat de Nederlandse regering in deze specifieke kwestie op het internationaal recht doet, zeer twijfelachtig:
"International law [...] does not prohibit business from operating in occupied territory, or require the denial of services to “transferees” [...]. Such a broad reading of international rules finds absolutely no support in the treatment of any other occupation. Indeed, in an important recent decision concerning a company involved in building the Jerusalem light rail, a high-level French court held that international law does not restrict companies from doing business across the Green Line, or even working on Israeli government-funded projects." (lees hier)
"'Vorig jaar spande een Palestijnse organisatie op dezelfde gronden een zaak aan tegen het Franse bedrijf Veolia dat de tramlijn door Jeruzalem bouwde. Ze verloren op alle fronten, omdat de Franse rechter oordeelde dat de tram alle inwoners van de stad ten goede komt, zonder onderscheid te maken. Dat lijkt me bij deze waterzuiveringsinstallatie duidelijk ook het geval.'" (lees hier)
Het beroep dat Nederland in deze kwestie op het internationaal recht doet is dus juridisch zeer zwak. Het lijkt verdomd veel op een geval van ideologische oorlogsvoering, namens de verlichte meesters in Brussel, waarbij het internationaal recht slechts een propagandamiddel is. Op zich zeer opmerkelijk, omdat de Nederlandse Grondwet de Nederlandse regering juist de taak geeft om de internationale rechtsorde te bevorderen en niet nog belachelijker en zwakker te maken (lees hier).

Maar zoals wij in een eerdere blog al hebben opgemerkt, misschien moet men zich realiseren dat Nederland, als onderdeel van de EU, geen neutrale positie in het Israëlische-Palestijnse conflict inneemt. In zekere zin is de EU een onderdeel van dat conflict geworden. Zoals dit voorbeeld zo helder en pijnlijk laat zien, de EU is een partij die in dat conflict het eigen ideologische gelijk nastreeft, soms ook ten koste van de belangen van zowel Israël als de Palestijnen en ten koste van het vooruitzicht op vreedzaam samenleven.

dinsdag 20 augustus 2013

Egypte, speculatie en de voedselcrisis

Onderzoekers als Bar-Yam, Murray en Lagi van het New England Complex Systems Institute hebben laten zien dat er een belangrijk verband bestaat tussen de voedselcrisis, beursspeculatie, de vraag naar biobrandstoffen en politiek instabiele situaties. De situatie in Egypte kan bijvoorbeeld op deze wijze verklaard worden. 

De afgelopen vijf jaar hebben we een serie aan voedselcrises meegemaakt. Een dergelijk crisis komt er op neer dat de prijs van voedsel dermate hoog is dat veel armere mensen in diverse (vaak arme) landen nauwelijks of geen eten kunnen kopen.

Deze crises worden door verschillende factoren, als misoogsten, droogte, de toenemende vraag naar vlees in China en India hebben wel degelijk invloed, maar de voornaamste factoren zijn de handel in biobrandstoffen en beursspeculatie met voedsel. Ze hebben deze conclusie getrokken nadat ze de prijsindex van voedsel van de VN hebben vergeleken met de data van verschillende rellen en opstanden, zoals die in het Midden Oosten en Afrika voorafgaand en gedurende de Arabische Lente. Het blijkt dat er een bijna perfecte correlatie is tussen de hoogte van de voedselprijs en de rellen en opstanden in kwestie. De voedselprijs vormt zo een structurele oorzaak met politieke onrust als gevolg. Als men weinig eten heeft, is men ontevreden over het regime. En in een dergelijke situatie kan een gebeurtenis die in andere situaties weinig invloed kan hebben in een keer zorgen voor een opstand. De voedselcrisis is dus de hoofdoorzaak waarom de Egyptenaren zo ontevreden waren dat de Moslim Broeders de macht konder grijpen. En het is waarschijnlijk ook de strucurele oorzaak achter de staatsgreep die gepleegd is door het Egyptische leger.
 Natuurlijk doet dit verder niets af aan het feit dat de Moslim Broeders bepaald geen fijne politiek voorstaan. En natuurlijk zijn er ook mensen in Egypte die oprecht iets willen doen aan de macht van deze club. Maar de feitelijke politieke situatie is niet de hoofdfactor.

Maar hoe zit de invloed van beursspeculatie en de handel in biobrandstoffen op de voedselprijs in elkaar? Het idee dat het New England Complex Systems Institute naar voren brengt is dat de handel in ethanol (een biobrandstof) zorgt voor een constante prijsstijging. De speculatie in futures op oogsten komt hier boven op en zorgt voor scherpe pieken in de prijs. De momenten van deze pieken komen volgens het New England Complex Systems Institute overeen met de tijstippen van politieke onlusten in diverse landen in 2008 en 2011. Ik heb de data die de VN geeft over de prijsindex van voedsel onderzocht. Deze index bestaat uit de samengebrachte gegevens van de volgende prijzen: die van granen (inclusief tarwe en rijst), van olie en vet, zuivel en vlees. In 2008-2009 en in 2011 zien we inderdaad scherpe pieken.  In 2013 zijn de heel scherpe pieken weilliswaar weg, maar de voedselprijzen zijn nog steeds erg hoog en de voedselcrisis is nog niet voorbij. En deze data komen inderdaad overeen met die van verschillende politieke onlusten in de wereld. 

Hoewel het aantonen van eenstatistische correlatie tussen twee variabelen nog niet hetzelfde noodzakelijkerwijs is als het aantonen van een oorzaak, denk ik toch dat we nu wel met (minstens) een belangrijke oorzaak van het geweld in Egypte te maken hebben. De situatie in Egypte van nu heeft, m.i., duszowel met de nasleep er van te maken als met accute problemen met de voedselvoorziening. Het is natuurlijk wel de vraag op wat voor een wijze de voedselcrisis en andere factoren, zoals oprechte politieke ontevredenheid, op elkaar inwerken en wat de precieze rol van welke factor is.

Speculatie met voedsel is, in de huidige destructieve vorm, tot stand gekomen nadat de wetgeving op dit terrein door Carter, Reagan, Clinton en Bush sterk is teruggebracht. En natuurlijk moet ook niet vergeten worden dat de invloed van de voedselcrisis alleen maar zo groot heeft kunnen worden omdat de landen die nu met de bovengenoemde problemen zitten hun voedsel grotendeels importeren, in plaats van dat ze het zelf produceren.

 Er is dan ook een oplossing voor een deel van de ellende in Egypte, Brazilië, en Syrië. De handel in biobrandstoffen moet sterk worden teruggebracht, de markt voor voedsel moet weer sterker gereguleerde worden en de landen in kwestie moeten weer zelf voedsel produceren.

Ludwig Kamphausen

Het Verhaal Dat Niet Verteld Wordt

Onze meesters in Brussel hebben de afgelopen jaren honderden miljoenen euro's aan Egypte beloofd en gegeven. Met die financiële steun wilden zij de democratische transitie van Egypte ondersteunen:
"'U kunt er zeker van zijn dat op de weg naar het verankeren van de democratie de EU aan uw zijde zal staan als een vriend, een buur en partner,' sprak de Belg. Volgens Van Rompuy heeft Egypte de steun juist nu hard nodig omdat vanwege politieke onrust de democratie en de economie onder druk zijn komen te staan." (lees hier)
Maar alle pompeuze verklaringen en goede bedoelingen ten spijt, de steun van de EU heeft weinig opgeleverd: democratie en economische ontwikkelingen in Egypte zijn verder weg dan ooit. Miljoenen aan belastinggeld, die de EU eigenlijk niet heeft, blijken nu in een zwart gat van geweld, corruptie en mismanagement te zijn verdwenen. En dat heeft de EU in sterke mate aan zichzelf te danken. Hier een citaat uit een recent rapport van de Europese rekenkamer over de Europese financiële steun aan Egypte:
"Overall the EEAS [de toko van mevrouw Ashton] and Commission have not been able to effectively manage EU support to improve governance in Egypt. This was partly due to the difficult conditions they have faced in Egypt but also to shortcomings in the way the EEAS and Commission have managed EU cooperation with Egypt. [...]
After the uprising, the ENP review marked a significant effort by the EEAS and Commission to improve the effectiveness of support to ENP countries, including Egypt. However, they have not yet translated the review into significant changes in the support to Egypt, mainly because of the difficult conditions prevailing on the ground in Egypt. The emphasis on ‘deep democracy’ is very relevant to Egypt but women’s rights and minority rights are key issues in Egypt which have not been strongly emphasised in the review and subsequent new assistance. Two new mechanisms have been established to support civil society but so far new assistance on the ground in Egypt has been limited."
Het eerste wat opvalt aan dit Egyptische debacle is het totale gebrek aan externe democratische controle over de uitvoerende macht van de EU: de Commissie en de EEAS van mevrouw Ashton. De Europese rekenkamer heeft een ronduit negatief rapport uitgebracht over het disfunctioneren van mevrouw Ashton en de Europese Commissie, maar dat krijgt geen politiek gevolg. De politieke verantwoordelijken blijven allemaal gewoon op hun plaatsen zitten en wij, de Europese halfburgers, hebben geen democratische middelen om die mannen en vrouwen ter verantwoording te roepen, laat staan om naar huis te sturen. We moeten eerlijk zijn: Het  befaamde 'democratisch tekort' van de EU is een Orwelliaans eufemisme.

Opmerkelijk in dat verband is ook dat de EEAS, met al haar duurbetaalde deskundigen en onderzoeksbudgetten, deze ontwikkelingen in Egypte heeft niet zien aankomen. Zelfs van Ashton mag men niet verwachten dat ze de toekomst kan voorspellen, maar het gevaar van een ontsporing in Egypte was een mogelijkheid, die door vele deskundigen en kritische toeschouwers als een zeer reële mogelijkheid werd geacht. Maar zoals de Zweedse minister van buitenlandse zaken, Carl Bilt, in een recent interview toegaf, de EU heeft de problemen en gevaren in Egypte onderschat. En het genoemde rapport van de Europese rekenkamer noemt het optreden van de EU 'te optimistisch'. Het is echter zeer de vraag of  de termen 'onderschatting' en 'te optimistisch' voldoende recht doen aan het optreden van de EU in Egypte.

De lijst van onderschattingen en misplaatste optimismen is simpelweg te lang en te ernstig om in die zachtaardige termen te blijven denken en spreken. Dat de moslimbroederschap geen gematigde democratische beweging is, is alles behalve een verassing. Dat die beweging niet opgewassen was tegen het besturen van een land zoals Egypte en dat dit samen met het radicalisme van die beweging tot meer politieke instabiliteit heeft geleid is ook geen verrassing. En dat een land zoals Egypte niet zomaar democratisch wordt doordat je daar met miljoenen gaat strooien is ook niet verrassend. Om maar een aantal puntjes te noemen. Men zou dan kunnen vermoeden dat het Europese gestuntel in Egypte niet zomaar een ongelukje is. Een aantal stevige vraagtekens bij het buitenlandbeleid van de EU zouden niet misplaatst zijn.

Maar de trein dendert door. Onze meesters in Brussel zijn inmiddels bezig met een vlucht naar voren, met het spuien van dreigementen en veroordelingen waar niemand echt wakker van ligt. Onze eigen minister van buitenlandse zaken is bereid gevonden de vluchtauto van de meesters te besturen. Onze parlementariërs zijn druk aan het knuffelen met Egyptenaren. Onze media drijven dankbaar verder mee met de nieuwsstroom. En het zorgwekkende optreden van de EU zou weer het verhaal zijn dat door niemand verteld wordt.

vrijdag 16 augustus 2013

Trouw.nl Gehackt?

Trouw.nl, woensdag, 14/08/2014:
Premier Netanjahoe heeft zich nooit voorstander van een Palestijnse staat getoond. Integendeel. Hij was tegen de Oslo-akkoorden, de eerste en tijdelijke overeenkomst tussen Israël en de Palestijnen, uit 1993. En hij heeft in alle jaren dat hij premier was nooit een hand naar de Palestijnse president Abbas uitgestoken[...]
En de Palestijnse president Abbas? Als jongeman raakte hij in de jaren zestig al betrokken bij de Palestijnse vrijheidsstrijd. Zijn hele leven heeft hij gewijd aan dit doel: een onafhankelijke Palestijnse staat. Hij droeg nooit een wapen, maar geloofde altijd in het gesprek. Abbas is 78 jaar, een oude man, misschien een beetje moe. Hij is al sinds 2005 president en maakte meer onderhandelingen mee dan je op de vingers van een hand kunt tellen [...]." (lees hier)
Gezien het feit dat Trouw een kwaliteitskrant is, die zich ook gehouden weet aan de journalistieke code, is er kennelijk iets vreemds gebeurt tussen het moment dat de redactie van Trouw het hierboven geciteerde artikel heeft goedgekeurd en het verschijnen daarvan op de site. De redactie van Trouw.nl had dat artikel immers nooit willen goedkeuren, laat staan publiceren, te meer omdat het hier om een serieus analysestuk gaat en niet om een ingezonden brief, een opiniestuk of fictie.

Maar misschien werd de site van Trouw.nl gehackt.

woensdag 14 augustus 2013

Landgrabbing, de markt, mileu en pensioenfondsen

Landgrabbing is een vorm van het grootschalig in bezit nemen van landbouwgebieden voor commerciele doeleinden. Over deze praktijken zijn inmiddels kamervragen gesteld.  Het grote nadeel hiermee is dat vaak de lokale bevolking  die al generaties in het gebied in kwestie woont vaak van het gebied verjaagd wordt. De partijen die hier schuldig aan zijn zijn: eeen aantal hedgefunds, pensioenfondsen (inclusief APB), sovereign wealth fondsen en private equity fondsen.

Er zijn twee motoren die deze vorm van soms  semi-legale en soms illegale diefstal veroorzaken: speculatie en de vraag naar biobrandstoffen. Nadat in 2008 de financiële markten waren ingestort gingen grote financiële partijen, zoals hedgefondsen en pensioenfonden, op zoek naar alternatieve goederen om mee te speculeren en in te investeren. Doordat, onder andere door speculatie met landbouw futures en misoogsten, de voedselprijs omhoogging hebben deze partijen veel landbouwgrond aangeschaft, omdat ze dan meer geld kunnen verdienen aan landbouwgrond en aan gewassen die op deze grond verbouwd worden. Met een deel van deze landbouw gebieden wordt overigens ook weer gespeculeerd door hedgefondsen.  De vraag naar biobrandstoffen speelt hier ook een vernietigende rol. Om deze, zogenaamd milieu vriendelijke brandstoffen te kunnen verbouwen worden hele bevolkingsgroepen gedeporteerd en worden hele natuurgebieden verwoest.

Laten we de invloed van deze praktijken eens bekijken aan de hand van een voorbeeld. In Ethiop wordt in de Omo vallei. In dit gebied worden zo’n 260.000 mensen door het Ethiopische leger van hun gebied verjaagd, vaak door middel van geweld, om plaats te maken voor grote agro-industriële bedrijven die suikerriet, palmolie en graan te  verbouwen. Het gaat hier om mensen die afhankelijk zijn van de landbouwgrond. En zij worden, op niet-zachtzinnige wijze, verdreven:

The plantations are being installed and ethnic and pastoral communities are being forcibly resettled with the help of the Ethiopian military, which has become a central player in the implementation of the Ethiopian government’s development plans. Forced evictions, denial of access to subsistence land, beatings, killings, rapes, imprisonment, intimidation, political coercion, and the denial of government assistance are all being used as tools of forced resettlement.

De grond gaat dan naar een aantal Italiaanse, Maleisische en Indiase bedrijven die, in samenwerking met de Ethiopische overheid, dit gebied exploiteren. De overheid aldaar zegt dat ze de gedeporteerde bevolking behuizing, school en toegang  tot gezondheidszorg aanbieden,  maar alleen als ze zich vrijwillig laten deporteren. Natuurlijk is men er daar  niet gerust op dat dit ook gebeurd. De Er vinden in de Omo vallei ook de volgende praktijken plaats:

Beyond imprisoning those who speak out against the project, another tactic used by the government to push local people into resettlement sites is barring them from cultivating their own fields and destroying crops and grain stores to cause hunger. People are then lured to the sites with food aid from international agencies. A joint mission of DFID, USAID, UN, and EU to the Gambella region found “internationally funded food aid intended for free distribution for relief is being used to encourage community participation in the [resettlement] programme’’.

En:

In the face of this resistance, the military is imposing the government’s development schemes by ever more violent tactics. By January 2012, ten Bodi women had been raped by soldiers, in some cases gang raped.40 The Bodi and neighboring tribes were particularly distraught by the gang rape of a young herd boy. “They took a small boy that was herding cattle. They had sex with him for a long time in the forest. He was screaming. The boy couldn’t walk afterward. He had to be picked up and carried. Bodi people held his father back; he wanted to shoot the soldiers in Hana. Many Bodi held the father and tied him up,” reported Bawa, a Bodi woman.


De respectievelijk Amerikaanse en Britse hulporganisaties USAID en DFID geven overigens financiële steun aan deze projecten.

Dit voorbeeld valt al snel te vermenigvuldigen. In Afrika, Azië en Lantijns Amerika vinden dit soort praktijken op grote schaal plaats.

Ik zou er, ter afsluiting, nog op willen wijzen dat dit soort projecten ook door Nederlandse partijen, zoals het APB, gefinancieerd worden. Als u dus uw pensioen bij APB heeft, worden dit type acties gefinancieerd met uw geld. Dit soort uitbuiting vindt dus plaats in uw naam!

Ludwig Kamphausen


vrijdag 9 augustus 2013

Het Nietinternationaal Nietrecht

Times of Israel, dinsdag, 16/07/2013:
"A dramatic new directive published by the European Union bars its 28 members from all cooperation with Israeli entities in the West Bank and East Jerusalem [...] The new directive, initiated in December by the EU foreign ministers, is “in conformity with the EU’s longstanding position that Israeli settlements are illegal under international law and with the non-recognition by the EU of Israel’s sovereignty over the occupied territories [...]." (lees hier)
Ondanks de hoogdravende retoriek van de EU (en de onnauwkeurige berichtgeving in de media) heeft de genoemde nieuwe EU-richtlijn geen enkele basis in het internationaal recht. De argumenten die deze richtlijn een basis in het internationaal recht zouden moeten geven - namelijk, dat Israël een illegale bezetter is en dat de joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever illegaal zijn - zijn op zijn minst zeer twijfelachtig (zie o.a. hier, hier en hier). Maar belangrijker in deze context zijn de volgende opmerkingen:
"Let’s assume the European position on settlements is correct. Even so, international law does not forbid or restrict the operations of private groups based in or operating in the West Bank. International law prohibits governments from “transferring” settlers to occupied territory; it does not make the settlers themselves illegal, international lepers, or legitimate objects of discrimination. It does not prohibit business from operating in occupied territory, or require the denial of services to “transferees” and their descendants. Such a broad reading of international rules finds absolutely no support in the treatment of any other occupation. Indeed, in an important recent decision concerning a company involved in building the Jerusalem light rail, a high-level French court held that international law does not restrict companies from doing business across the Green Line, or even working on Israeli government-funded projects. 
Indeed, the Europeans’ own conduct proves that this is not about implementing international law. Many countries in the region occupy foreign territory and even establish settlements there. The most obvious example is Turkey’s occupation of Cyprus; others include Morocco’s subjugation of Western Sahara, the EU’s fellow “Middle East Quartet” member Russia’s recent conquest of parts of Georgia, and Armenia’s in Azerbaijan. In none of these cases has the EU promulgated such guidelines [...]. 
Moreover, [...] Article 15 exempts groups that “promot[e] the Middle East peace process in line with EU policy.” Either the Geneva Conventions and related rules prevent Israelis from having anything to do with the West Bank or they do not – but they certainly do not contain a “things the EU likes” exception. [...]." (lees hier
De betreffende EU-richtlijn kan dus niet ingegeven zijn door enige dwingende internationaal rechtelijke logica. Het beroep dat de EU in deze kwestie op het internationaal recht doet valt dan onder de categorie 'baanbrekende conceptuele innovaties', die wij van de EU inmiddels gewend zijn.

Naast briljante innovaties zoals het niet-grondwettelijke Europese Grondwet, het referendum ad victoriam, de Euro (oftewel de munteenheid zonder politieke eenheid), de moorddadige liefdadigheidsorganisatie, de theocratische democraten en de democratie zonder demos, hebben we nu ook een nieuw soort internationaal recht, dat uit regels bestaat die niet het gedrag van staten en hun onderlinge relaties reguleren en wier geldigheid enkel van de voorkeuren en belangen van de EU afhangt: Het nietinternationaal nietrecht.

zaterdag 3 augustus 2013

Monumentenzorg

Onze meesters in Brussel zijn weer lekker bezig geweest:
"A dramatic new directive published by the European Union bars its 28 members from all cooperation with Israeli entities in the West Bank and East Jerusalem. The directive, sent out on June 30 and set to take effect on Friday, extends to “all funding, cooperation, and the granting of scholarships, research grants and prizes” to Israeli entities in East Jerusalem and the West Bank, Haaretz reported on Tuesday. It also requires that any contracts between EU member countries and Israel henceforth include a clause stating that East Jerusalem and the West Bank are not part of the State of Israel." (lees hier)
Net terug uit Tsjechië. Onder andere het stadje Boskovice bezocht (zo'n 40 kilometer ten noorden van Brno, de tweede stad van Tsjechië). Boskovice had een relatief grote en bloeiende joodse gemeenschap. Maar in de tweede wereldoorlog werd ook die gemeenschap geheel vernietigd. Het vermoeden dat een zijtak van de familie uit Boskovice komt bracht ons naar de oude joodse wijk, de joodse begraafplaats en de oude synagoge. Op de gevel van die synagoge hangt een groot spandoek, waarop het bekende symbool van de EU te zien is. De EU heeft kennelijk een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de restauratie en het onderhoud van dat monument.

Mijn vrouw merkte half-serieus op, dat ik deze keer echt moest erkennen dat de EU soms ook goede dingen doet. Ik moest wel lachen. In Brussel zijn ze kennelijk dol op monumenten voor dode joden. Een tikkeltje te veel misschien.