In het NRC Handelsblad van 18/06/2013, pagina 14
beargumenteert sociologe Clemens den Olde tegen wat zij de onderzoeksfetisj op
het Hbo noemt. Enerzijds gaat de toenemende aandacht voor onderzoek in het Hbo
ten koste van de vakinhoudelijke kennis en de ontwikkeling van professionele
houding. Anderzijds is er in het Hbo vaak te weinig ruimte en kennis om een degelijk
methoden-onderwijs neer te kunnen zetten. Halfbakken onderzoekers met te weinig
vakinhoudelijke kennis is dan al te vaak het droevige resultaat van het huidige
Hbo.
Van onze hoger opgeleide beroepsbeoefenaren mogen
verwachten dat zij goed in staat zijn
om zelf correcte oordelen te vormen over problematische praktijksituaties en dat
zij vervolgens ook in staat zijn om zulke oordelen te vertalen in effectief,
menswaardig en rechtmatig handelen. De vorming van dat soort beroepsmatige oordelen
vraagt natuurlijk om inhoudelijke vakkennis, maar in de soms complexe en
weerbarstige beroepspraktijk is die
standaardkennis niet altijd toereikend.
De vorming van zulke oordelen loopt in de beroepspraktijk
regelmatig vast op het ontbreken van bepaalde kennis. Wat zijn bijvoorbeeld de oorzaken van bepaalde
problemen die zich in de beroepspraktijk voordoen en wat zou men het beste
kunnen doen om die problemen op te kunnen lossen, of in ieder geval te
verminderen? Beroepsbeoefenaren worden in de praktijk regelmatig geconfronteerd
met dat soort kennisvragen, die direct voortvloeien uit de beroepspraktijk en
die als zodanig direct te maken hebben met de kwaliteit van de
beroepsuitoefening.
Dat soort praktijkproblemen kunnen vaak pas opgelost worden
als men de nodig kennis heeft en die broodnodige kennis komt zelden uit de
lucht vallen. Het destilleren van heldere kennisvragen uit problematische
praktijksituaties, de beslissing of men zelf een kennisvraag gaat beantwoorden,
of dat men dit beter aan anderen kan overlaten, het zoeken naar kennis, de
interpretatie en waardering van bestaande kennis en de implementatie van kennis,
zijn een aantal basale activiteiten en
denkbewegingen die in de praktijk regelmatig voorkomen.
Omgaan met kennis, en met het ontbreken daaraan, hoort dus bij
de beroepspraktijk, net zoals het hebben van inhoudelijke vakkennis en van
bepaalde technische vaardigheden. Een beroepsbeoefenaar die niet instaat is met
dat soort vraagstukken verstandig om te gaan is ook niet goed in staat om zelf correcte
oordelen te vormen over problematische praktijksituaties en vervolgens om die
oordelen te vertalen in effectief, menswaardig en rechtmatig handelen. In het
onderwijsjargon zou men wellicht
zeggen dat beroepsbeoefenaars ‘evidence based’ moeten kunnen werken. En in deze
context is de aandacht voor onderzoek in het Hbo niet principieel misplaatst.
De zorgen die Clemens den Olde over het onderzoekfetisj op het Hbo tot uiting
brengt zijn beslist niet onterecht, maar haar conclusie gaat wellicht te ver. De
aandacht voor onderzoek in het Hbo is op zichzelf niet verkeerd, het probleem
zit ‘m eerder in de manier waarop onderzoek in het Hbo, onder druk van bovenop,
vaak vorm gegeven wordt. De huidige
tendens om het ideaal van de goede beroepsbeoefenaar in termen van EBW te construeren is op
zichzelf al overdreven en zelfs schadelijk. En de neiging om EBW tot het doen
van praktijkgericht onderzoek te reduceren des te meer. Verstandig zijn houdt veel
meer in dan louter EB te kunnen werken en EBW houdt meer in dan praktijkgericht
onderzoek te kunnen verrichten.
Bij het Hbo leidt men geen onderzoekers op. Dat is immers de taak van
onze universiteiten en die hebben het er al
moeilijk genoeg mee. In het hbo leidt men verstandige en vakkundige beroepsbeoefenaren op,
die in hun beroepspraktijk o.a. met kennisvraagstukken moeten kunnen omgaan. En
wat ze op dat gebied moeten kunnen zou moeten afhangen van de specifieke eisen
en eigenheden van de beroepspraktijken waarin men na het Hbo terecht komt, en
van de eigen belangstelling en kunnen van individuele studenten. Het doen van
praktijkgericht onderzoek, dat op zichzelf een specifiek soort is van toegepast
wetenschappelijk onderzoek, is niet voor alle beroepsgroepen even relevant en
niet voor alle hbo-studenten even goed haalbaar.
Met de huidige onderzoeksfetisj op het Hbo wordt het
beeld van de goede beroepsbeoefenaar verkeerd reconstrueert: een goede
beroepsbeoefenaar wordt dan een goede praktijkonderzoeker. Dit is een enorme
verschraling van het beeld van de goede beroepsbeoefenaar, waarbij
verstandigheid langzaam maar zeker plaats maakt voor eng rationalisme. Met de
overdreven en ongenuanceerde nadruk op onderzoek produceert men rationele
ezels, die vaak te weinig binding met en kennis van hun beroepspraktijk hebben en
die over vaardigheden beschikken waar de beroepspraktijk niet op zit te
wachten. In het slechtste geval levert men niet eens rationele ezels af, maar,
om de woorden van Clemens den Olde te gebruiken, halfbakken rationele ezels.
Het onderzoek-onderwijs op het Hbo moet maatwerk zijn waarbij de eigenheden van verschillende beroepspraktijken en de individuele ontwikkeling van studenten
maatgevend zijn, niet de opgelegde ideologische
verzinsels van de Hyperrationele ezels in Brussel en Den Haag.