dinsdag 6 december 2011

Israël en de Arabische Revolutie

De Arabische revolutie die ruim een jaar geleden begon is nog niet over, maar de algemene contouren van de uitkomst van die revolutie worden inmiddels zichtbaar. De oude regimes die geen vrienden van Israël waren, maar die zich enigszins pragmatisch opstelden hebben plaats gemaakt voor met name religieuze krachten zoals de Moslimbroederschap in Egypte wiens werkelijke opstelling ten aanzien van Israël moet nog blijken, maar wiens ideologie, geschiedenis en recente uitspraken weinig goeds beloven.

Tegen deze achtergrond is er de afgelopen tijd weleens beweerd dat Israël snel de relaties met haar buren en vooral met de Palestijnen zou moeten verbeteren o.a. door zich achter de linies van mei 1967 terug te trekken en de bouw van nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever te staken (zie bijvoorbeeld hier). Alleen op die manier zou Israël een snel groeiend internationaal isolement kunnen voorkomen en de dreiging van een oorlog met haar buren afwenden. Een heldere verwoording van deze ‘vredesstrategie’ is Mint Jan Fabers “Israël moet buigen”, dat al een tijdje geleden in Trouw verscheen:

“Tijdens een recent bezoek aan Egypte maakte ik mij in toenemende mate zorgen over de toekomst van de staat Israël. Ondanks de verscheidenheid aan groepen en mensen die ik tegenkwam op het fameuze Tahrir-plein, was er duidelijk sprake van een gemeenschappelijke vijand - Israël - en een wederopstanding van het Arabisch nationalisme. Wat ik meemaakte, voorspelt weinig goeds voor de toekomst. Zo was er de bestorming van de ambassade van Israël, waarbij Egyptische militairen, enkele rijen dik, aanvankelijk toekeken. Een reactie ter plekke de volgende dag: "Sadat en Moebarak hebben Israël altijd de hand boven het hoofd gehouden ten koste van de Palestijnen. De rollen worden nu omgekeerd. De tijd is er rijp voor." Israël heeft twee mogelijkheden om de nieuwe tijd onder ogen te zien. Het kan het vredesproces laten voor wat het is - vooral een show voor zijn buitenlandse vrienden - en zich verschansen in zijn groeiend bastion, vertrouwend op militaire kracht, inclusief de atoombom. Of het kan zich realiseren dat er maar één weg is die leidt naar vrede met de Palestijnen en de andere Arabische buren en dat is door het opgeven van de bezetting.”

Een aantal kleine nuanceringen en vraagtekens bij dit argument voor de zogenaamde vredesstrategie van Israël naar aanleiding van de Arabische revolutie:

1.

In het verleden heeft Israël zich een aantal keer uit gebieden over de “grenzen” van mei 1967 teruggetrokken. De resultaten van deze terugtrekkingen waren over het algemeen negatief voor Israël. Deze negatieve ervaringen uit het verleden betekenen niet per definitie dat de vredesstrategie nooit zou kunnen werken, maar ze geven wel te denken. 

In 2005 heeft Israël zich eenzijdig teruggetrokken uit de Gazastrook en in 2000 uit het zuiden van Libanon. De consequenties daarvan voor de veiligheid van Israël zijn in beide gevallen dramatisch slecht geweest. Beide gebieden zijn binnen de kortste keer onder de controle gekomen van zeer radicale terreurgroepen, Hamas in Gaza en Hizballah in Libanon. En zoals we allemaal weten, deze gebieden worden onder meer gebruikt als uitvalbases voor talloze aanvallen op Israëlische burgers en militairen en voor het stationeren van een enorme hoeveelheid wapens waarmee elke plaats in Israël inmiddels bereikt kan worden.

Deze territoriale concessies hebben de internationale positie en aanzien van Israël ook niet verbeterd. Door de snelle verslechtering van de veiligheidssituatie in deze gebieden was Israël al snel genoodzaakt om impopulaire maatregelen te nemen, zoals de gedeeltelijke blokkade van de Gazastrook en operatie ‘Cast Lead’ (2008/9). Deze maatregelen hebben vervolgens het internationale isolement en delegitimatie van Israël alleen maar in de hand gewerkt. Het Goldstonerapport, de Gazavloten en het mediacircus rond de Libanon-oorlog van 2006 zijn maar een aantal voorbeelden hiervan. De trieste les voor Israël is dat het eigenlijk niet zoveel uitmaakt wat het doet. De geweldscyclus is niet zomaar te doorbreken door politiek correcte acties, o.a. omdat partijen zoals de Hamas, Islamitisch Jihad, Tanzim, Syrië, Hezbollah of Iran geen belang bij een vreedzame co-existentie hebben, en dus zou Israël genoodzaakt blijven om politiek incorrecte maatregelen te nemen, die de internationale positie van Israël in de regel niet helpen.

Helaas lijkt de vrede tussen Israël en Egypte het zelfde lot beschoren. Die vrede waarbij Egypte alle gebieden terug kreeg die door Israël in juni 1967 veroverd waren, en die tot voor kort het hoopvolle symbool was van de mogelijkheid van een vreedzame co-existentie tussen Israël en haar Arabische buurlanden, is sinds de Egyptische revolutie bijna een scheldwoord geworden. Deze vrede zou immers het instrument zijn van duistere belangen (lees deze blog van de geniale hoofdredacteur van nrc next), een belangrijke oorzaak van de onderdrukking van de Egyptische bevolking door de militaire regimes van Sadat en Mubarak en een vrijbrief voor Israël om de Palestijnen te mogen onderdrukken. Het directe resultaat van deze afwaardering van die vrede is dat zelfs Egyptische ministers tegenwoordig openlijk oproepen tot “herziening” van dat vredesakkoord.

Ook op veiligheidsgebied zijn de recente ontwikkelingen niet bepaald hoopvol. Sinds de Egyptische revolutie heeft Israël te maken gehad met dodelijke aanslagen op Israëlische burgers en militairen vanuit Egypte, de gasleiding van Egypte naar Israël en Jordanië is al 8 keer opgeblazen, de Israëlische ambassade in Caïro was bestormd en de Sinaï is een soort niemandsland geworden dat van vijandige elementen wemelt. Daarnaast zien we de zorgwekkende toenadering tussen Abbas en Hamas, die door het ‘nieuwe’ Egypte gesponsord en gesteund wordt en die volgens kenners eerder op de radicalisering van Abbas duidt dan op een nieuwe gematigde koers van de Hamas. Abbas past zich immers aan aan het nieuwe door Islamisten gedomineerde Midden-Oosten.

2.

Anti-Israëlische gevoelens in Egypte, en de rest van de Arabische wereld, zijn niet noodzakelijk het resultaat van het Palestijnse-Israëlische conflict en daarom zou het oplossen van dat conflict die gevoelens waarschijnlijk ook niet doen verdwijnen. In zoverre zulke gevoelens bepalend zijn voor het beleid van Egypte en andere Arabische staten ten aanzien van Israël zou de vredesstrategie daarom waarschijnlijk niet werken.

De vaak felle anti-Israëlische sentimenten in bijvoorbeeld de Egyptische samenleving, die ook Mint Jan Faber zijn opgevallen, hebben wellicht iets te maken met het Israëlische-Palestijnse conflict. Menige Egyptenaren voelen zich immers verbonden met het trieste lot van de Palestijnen en houden Israël daarvoor verantwoordelijk. Wat echter opvalt aan dit anti-Israëlische sentiment is het uitzonderlijke agressieve en selectieve karakter daarvan. We zitten, bij wijze van spreken, al jaren te wachten op de bestorming van de ambassades van Libië, Syrië, Turkije, Soedan, Algerije, Jemen, Afghanistan, Iran…Dit bewijst natuurlijk niet dat de woede van de menigte in Egypte (of elders in de Arabische wereld) geheel ongegrond is, maar wel, dat die woede nog andere motieven heeft.

Te denken valt in dit verband aan de interne politieke functie van anti-Israël-propaganda in de Arabische wereld. Het opwekken van anti-Israëlische sentimenten is immers een van de manieren waarop impopulaire Arabische regeringen hun positie probeerden te bestendigen. Een andere bron van anti-Israëlische en anti-Joodse sentimenten is het Islamisme. De Moslimbroederschap (MB), met haar religieuze Naziachtige Jodenhaat heeft een bijzondere negatieve invloed gehad op de ontwikkeling van de Joodse-Arabische verhoudingen, die afhankelijk niet vijandig waren. Naast religie spelen nationale gevoelens ook een belangrijke rol, zeker in staten zoals Egypte, die een relatief sterke nationalistische traditie combineren met een lange en soms pijnlijke oorlogsgeschiedenis met Israël hebben.

Dat de felle anti-Israëlische en anti-Joodse sentimenten in de Arabische wereld niet volledig toe te schrijven zijn aan de “bezetting” van de Westelijke Jordaanoever in juni 1967 is ook eenvoudig af te leiden van het feit dat zulke sentimenten al lang voor die bezetting ruimschoots aanwezig waren. De proliferatie van Naziachtige Jodenhaat door de MB in het toenmalige Palestina en Egypte vond plaats al in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw. De Arabische landen hebben in 1947 de oprichting van de staat Israël door de VN niet erkend en hebben Israël al in 1948/49 geprobeerd van de kaart te vegen. En hier een fragment uit een toesprak van de toenmalige Syrische minister van defensie Hafez el Assad uit mei 1967, dus net voor de Zesdaagse oorlog:

“Our forces are now entirely ready not only to repulse the aggression, but to initiate the act of liberation itself, and to explode the Zionist presence in the Arab homeland. The Syrian army, with its finger on the trigger, is united....I, as a military man, believe that the time has come to enter into a battle of annihilation” (Leibler, I. (1972), The Case For Israel, Australia: The Globe Press, p. 60.)

3.

Als we de Palestijnen zelf mogen geloven, of beter gezegd de Palestijnse politieke leiders, dan draait het conflict met Israël niet zozeer om de “grenzen”, maar om het bestaan van de staat Israël aan zich. Hedendaagse Palestijnse politieke leiders, van Abbas tot de Hamas, laten nauwelijks een gelegenheid aan hen voorbij gaan zonder de wereld (in het Arabisch) te vertellen dat ze de vernietiging van de staat Israël nastreven en dat ze de verschillende akkoorden en afspraken met Israël slechts als stappen zien op weg naar dat einddoel. Dit is bijvoorbeeld Abbas Zaki een prominent lid van “president”Abbas’ Fatah-beweging:

“Een akkoord zou moeten gebaseerd worden op de grenzen van 4 juni 1967. Wanneer wij zeggen dat een akkoord op deze grenzen zou moeten worden gebaseerd, begrijpt president [Abbas], begrijpen wij en weet iedereen dat het grotere doel niet in één keer kan worden verwezenlijkt. Wanneer Israël zich uit Jeruzalem terugtrekt, de 650.000 kolonisten evacueert en de [veiligheids-]muur ontmantelt, wat zal er dan van Israël worden? Dat zal het einde [van Israël] betekenen Als wij zeggen dat wij Israël willen wegvagen [van de map]… Komaan zeg, zoiets [zeggen] ligt veel te moeilijk. Het is geen [aanvaardbare] politiek om zoiets te zeggen. Zeg deze dingen niet aan de wereld. Hou die voor jezelf. (Met dank aan brabosh.com).

Een dit is vers van de pers:

“Marcus and Zilberdik began their in-depth review of PA-approved media in May 2010, to determine how the PA responded to its commitments as put forth by the Quartet: to espouse nonviolence, to recognize the Jewish State of Israel, and to accept it as a partner for peace. […] the overwhelming conclusion was that messages put out directly or indirectly by the PA reflected a total abrogation of commitments to their own people,’ […] The book details hundreds of examples of cultural, educational and media sources that promote messages of hate among Palestinians and undermine the peace process with Israel. The book catalogues and contextualizes the PA’s numerous policies of glorifying terrorism, demonizing Israelis and Jews and rejecting Israel’s right to exist.” (lees hier)


Dit radicalisme, dat duidelijke racistische en genocidale trekken heeft, is stevig geworteld in de geschiedenis van de Palestijnse strijd, die al in de jaren twintig van de vorige eeuw begon en die van begin af aan gericht was tegen de Joodse aanwezigheid in Palestina en later tegen het bestaan van de Joodse staat zelf. Het Israëlische-Palestijnse conflict is ontstaan en heeft zich ontwikkeld in de context van de Arabische nationale en religieuze strijd tegen het bestaan van Israël en niet in de context van de “bezetting” van juni 1967.

Een feit is, dat de Fatah-beweging van de huidige “president’ Abbas, die oorspronkelijk de vernietiging van de staat Israël nastreefde, is al in 1959 opgericht. Deze beweging heeft haar bestaan veelal te danken gehad aan het onderdak en de steun van verschillende Arabische regimes. De PLO, de Palestijnse koepelorganisatie waar de Fatah een onderdeel van is, is in mei 1964 opgericht, dus drie jaar voor de “bezetting”. Het oorspronkelijke doel van de PLO was ook de gewapende “bevrijding” van Palestina, wat in feite neer kwam op de vernietiging van staat Israël. De PLO was opgericht op initiatief van de Arabische Liga en had in beginsel geen nationalistische Palestijnse oriëntatie, maar een Pan-Arabische oriëntatie.

Dit politieke radicalisme van de huidige Palestijnse leiderschap heeft ook wortels in de religieuze animositeit tegen de Joden die ook los staat van de “bezetting” van juni 1967. De Hamas, die wellicht de sterkste politieke beweging in de Palestijnse samenleving is, is de Palestijnse tak van de streng religieuze, Egyptische Moslimbroederschap. Hoewel de Hamas zelf pas in 1987 is opgericht, de invloed van de MB en haar religieuze denkbeelden op de Palestijnse strijd gaat terug naar de jaren dertig van de vorige eeuw. Historici zijn vrijwel over eens, dat de MB en de moefti van Jeruzalem met hun religieuze fanatisme, gewelddadigheid, Naziachtige Jodenhaat en propagandamethoden een sleutelrol speelden in de radicalisering van de Palestijnen en de escalatie van hun strijd tegen de Joodse aanwezigheid in het toenmalige Palestina en later tegen het bestaan van de Joodse staat.

Ten slotte moet men ook erkennen dat deze radicale stelling name ook te maken heeft met de belangen van de huidige Palestijnse politieke elites. Deze elites  hebben hun macht, aanzien en rijkdom bijna geheel te danken aan het Palestijnse-Israëlische conflict. Het opblazen van bussen en restaurants en het beschieten van Israëlische steden en dorpen is een miljardenbusiness geworden en een bron van internationale status en politieke macht.

4.
Israël en haar vrienden zouden in alle eerlijkheid moeten erkennen dat deze radicale politieke stellingname deels te wijten is aan de ervaringen van bijna 45 jaar Israëlische overheersing. Maar aan de andere kant zouden Mint Jan Faber en zijn geestverwanten ook moeten erkennen dat Israël-en Jodenhaat in de Arabische wereld en onder de Palestijnen in sterke mate verankerd zijn in sentimenten, belangen en denkbeelden die los staan van de “bezetting” en daarom dat het beëindigen daarvan misschien geen vrede zal brengen.

De Arabische revoluties van het afgelopen jaar hebben de situatie van Israël lastiger gemaakt, maar de vredesstrategie die door vele in het Westen wordt gezien als de manier om uit die lastige situatie te komen is een  gevaarlijke illusie. Dit betekent niet dat Israël niets kan en moet doen om haar relaties met haar buurlanden en de Palestijnen te verbeteren en dat Israël een vrijbrief heeft om de waardigheid en belangen van de Palestijnse bevolking aan haar militaire laars te lappen. Het betekent wel dat wij misschien op een andere manier over deze kwestie moeten gaan denken. Maar dat is voor een andere keer. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten