zondag 18 december 2011

De goocheltruc van de taalkunde -- of hoe 'het' verdwijnt.

‘Het’



Het’ verdwijnt uit het Nederlands, berichtte Mariëtte Kolkman van het Genootschap Onze Taal in het novembernummer van Onze Taal http://onzetaal.nl/uploads/editor/1111%20het.pdf?utm_source=Twitter&utm_medium=0211&utm_campaign=hetOT11 . Kleine kinderen en mensen die Nederlands als tweede taal leren, hebben moeite met het leren van het onderscheid tussen woorden die met ‘de’ en woorden die met ‘het’ aangeduid worden. Blijkbaar hebben beginnende sprekers van het Nederlands een voorkeur voor ‘het’. Daarbij komt nog dat ‘het’ niet alleen als lidwoord wordt gebruikt, maar ook als onbepaald en persoonlijk voornaamwoord, zoals in ‘Het regent’. Die variëteit aan grammaticale functies “kan voor verwarring zorgen”, aldus Kolkman, naar aanleiding van een onderzoek van taalwetenschappers van de Universiteit van Amsterdam.
         ‘Het’ houdt de taalwetenschap sowieso nogal bezig. Uit verschillende onderzoeken wordt geconcludeerd dat ‘de’ woorden niet alleen vaker voorkomen dan ‘het’ woorden, maar dat ‘het’ ook terrein wint.
         Volgt de verplichte vraag of de verdwijning van ‘het’ “erg” is. Volgt het voor taalwetenschappers obligate antwoord dat zulks niet erg is omdat taal nu eenmaal verandert. “De vraag waarom talen veranderen vindt Hans Bennis, directeur van het Meertens Instituut, hetzelfde als vragen waarom de bananen krom zijn.” “Het onderscheid tussenonzijdige en niet-onzijdige woorden is tegenwoordig totaal onzinnig” zegt Bennis ook nog.
         I beg to differ. ‘De moraal’ en ‘het moreel’ worden vaak verward, als ze ook nog eens hetzelfde lidwoord zouden krijgen, zou die verwarring alleen maar toenemen. ‘De idee’ duidt op een filosofische vakterm, terwijl ‘het idee’ staat voor een gedachte, plan of ingeving. Er zijn meer voorbeelden te vinden van woordparen waarin het woordgeslacht een betekenisverschil met zich meebrengt. Bovendien worden onzijdige woorden (‘het’ woorden dus) aangeduid met het betrekkelijk voornaamwoord ‘dat’, terwijl ‘de’ woorden worden aangeduid met ‘die’. De mogelijkheden tot het maken van samengestelde zinnen zijn aanzienlijk groter en subtieler met het onderscheid dan zonder. De syntaxis van het Nederlands en daarmee de stijl en de literatuur zijn armer zonder woordgeslacht. Mijn hoogleraar algemene taalwetenschap hield ons altijd voor dat de taal altijd ingewikkelder is dan je denkt. Juist taalwetenschappers lijken die complexiteit echter nogal eens te vergeten.
          Er is echter ook een onderliggend probleem, dat je met een beetje goede wil filosofisch zou kunnen noemen. Dat probleem is dat taalwetenschappers taal beschouwen als iets dat zich voordoet, een verschijnsel dat zij sowieso alleen beschrijven, maar ook een verschijnsel dat nu eenmaal voortgaat zoals het voortgaat, wellicht volgens veelal nog te ontdekken wetmatigheden. Bennis zegt iets dergelijks, volgens hem zitten alle Germaanse talen in een proces waardoor het geslachtsonderscheid langzaam verdwijnt. In het Duits is die ontwikkeling nog nauwelijks begonnen. “Een proces” jawel. Wat voor een proces dat dan is, moet je de taalwetenschapper niet vragen.
         Het komt erop neer dat taalwetenschappers taal beschouwen als natuur. Nu is het inderdaad een feit dat alle mensen taal gebruiken en dus is er van nature een vermogen in ons om talig te zijn. Het is echter ook een feit dat alle culturen een vorm van tafelmanieren hebben, toch zullen weinigen concluderen dat tafelmanieren natuurlijk zijn. Tot tafelmanieren moet een kind worden opgevoed. Tot correct taalgebruik (of incorrect taalgebruik) ook.
         Maar, zal de taalwetenschapper protesteren, ‘correct’ is een normatief begrip, maar taal verandert gewoon. Hoezo gewoon? We spreken van correct taalgebruik zoals we van correcte tafelmanieren spreken, namelijk als een door-en-door normatief fenomeen. Taal is een kwestie van cultuur, nauwelijks van natuur. En cultuur is wezenlijk een kwestie van cultiveren, van opvoeden, van verzorgen. Cultuur is zorg dragen voor iets, of dat nu een museum is, klassieke muziek, kleding, of grammatica en spelling. Cultuur betekent dat je normen stelt, onderscheid maakt tussen juist en onjuist, beter en slechter. Cultuur betekent dat je kritisch bent; ‘kritisch’ komt van het Griekse woord ‘kritein’, onderscheid maken.
         In plaats van schouderophalend te reageren, zouden taalwetenschappers hun taak als cultuurwetenschappers serieus moeten nemen, en net zoals literatuurwetenschappers bijdragen aan de verzorging en verbreiding van literatuur en kunsthistorici bijdragen aan onze museumcultuur, zouden taalwetenschappers de cultuur van het Nederlands moeten bevorderen. Het behoud van ‘het’ is, zoals zoveel dingen in het Nederland van vandaag en altijd, een kwestie van het onderwijs.


Maar juist aan de onderwijsopvatting van de taalwetenschappers schort het één en ander. Hoogleraar taalvariatie Bennis doet in dat verband namelijk een opmerkelijke uitspraak: “Het lijkt erop dat er een relatie is tussen hoeveel mensen een taal als tweede taal leren en de afname van bepaalde taalelementen zoals geslachtskenmerken”, citeert Kolkman de Amsterdamse hoogleraar. In alle multiculturele blijheid zegt Bennis dus eigenlijk dat het aan de Marrokanen ligt  samenhangt met de multiculturele samenleving dat het Nederlands verandert.
         Omdat Bennis nu eenmaal van mening is, zoals hij om methodologische redenen wel moet zijn, dat taal nu eenmaal verandert, kan hij daar als wetenschapper geen bezwaar tegen hebben, maar het ook niet goedkeuren. Maar dat doet hij juist wel en vrijwel alle taalwetenschappers met hem. Bennis noemt het “niet erg” dat ‘het’ verdwijnt; het woordgeslacht is volgens hem “totaal onzinnig”. Anders gezegd, het is niet slecht dat taal verandert. Dat is niets meer of minder dan een versluierd normatief standpunt. Uit het normatieve standpunt dat taalverandering in orde is, volgt als bij klokslag het even normatieve standpunt dat het niet alleen zinloos maar zelfs kwalijk is te proberen er iets aan te doen.
         Scholieren en studenten corrigeren op grammatica en spelling is fout. Jongeren en allochtonen hebben namelijk een andere kijk op de taal dan wij. Achter deze positie schuilen twee dingen, namelijk gemakzucht en een ontzettend dédain ten opzichte van mensen die niet dezelfde onderwijsachtergrond hebben als de hooggeleerde heer zelf, want denk je nu echt dat Bennis er ook maar over piekert om zelf ‘het’ niet meer te gebruiken, ‘Poldernederlands’ te spreken of elke bewering die hij doet te besluiten met ‘ik sweer het je’? Zoals de Labourpoliticus die zei alleen maar openbare scholen te willen, zijn kinderen naar een privéschool stuurde, zo spreekt Bennis keurig ABN. Jongeren en allochtonen leren nu eenmaal geen ABN, of zoals taalwetenschappers zeggen, Algemeen Nederlands meer. Zij spreken jeugdtaal of straattaal en dat moet je begrijpen en eigenlijk ook mooi vinden, want dat is nu eenmaal hun cultuur, die dus eigenlijk natuur is, maar dat had u nu al wel door.
         Hoogleraren horen natuurlijk ook ABN te spreken, maar zij horen ook zorg te dragen voor het cultuurgoed dat de Nederlandse taal is. We zouden een Nederlandse academie moeten hebben, die niet bestaat uit dolgeworden schoolmeesters die elke tien jaar een nieuwe spelling en grammatica willen invoeren, maar uit erudiete schrijvers en geleerden die de taal trachten te bewaren door het taalonderwijs te bevorderen, de literatuur – vooral de oudere en wat vergeten literatuur – onder de aandacht te brengen en te stimuleren dat het Nederlands vertaald en verbreid wordt. Een belangrijk begin daarvan zou zijn dat buitenlandse uitwisselingsstudenten verplicht Nederlands moeten leren en dat het universitair onderwijs uitsluitend in het Nederlands gegeven wordt. Maar dat terzijde.
         Keren we terug naar het hoofdpunt. Als het zo is dat allochtonen en jongeren in het algemeen slechter Nederlands spreken dan oudere Nederlanders met een vergelijkbaar diploma, dan is dat geen natuurverschijnsel, maar een cultuurramp, die met cultuurlijke middelen kan worden gekeerd. Kinderen moeten spellings- en grammaticaregels van buiten leren, veel lezen en literaire teksten uit hun hoofd leren en in het openbaar leren spreken. Daarbij zijn geleerde en uiterst taalvaardige docenten van het grootste belang. Een taal is de uitdrukking van de ziel van een volk, zeiden eminente taalkundigen als Vossler en Spitzer nog in de vorige eeuw. Dat betekent dat wat een cultuur tot stand kan brengen onlosmakelijk verbonden is met de toestand van de taal. Als zelfs lidwoorden verloren gaan, dan is het met die cultuur niet best gesteld.

Mercurius Noviomagensis

3 opmerkingen:

  1. "Ik sweer het je" geeft de correcte ABN uitspraak goed weer; er was niets op tegen geweest om het ook correct te spellen.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Heerlijke column. Ik ben het helemaal met die ding eens.

    ps. Moet natuurlijk zijn: 'Ik zweer jou!'

    BeantwoordenVerwijderen