dinsdag 8 november 2011

Tegenlicht: de kenniseconomie

We zijn van tegenlicht gewend dat ze in elk geval proberen om kritisch te zijn. Maar tijdens de uitzending van 7 november 2011 kwam hier niets van terecht.  Deze aflevering ging over de Nederlandse kenniseconomie. Hoewel degenen die tijdens het programma aan het woord waren zich kritisch uitlieten over de kenniseconomische koers van het huidige kabinet, volgende ze precies het dogma van de universeel toegepaste vrije markt. Alle politieke partijen, ook de VVD, CDA en PVV, vinden namelijk dat wetenschap en kunst er uiteindelijk zijn om geld mee te verdienen.
Er was werkelijk geen enkele spreker die leek te beseffen dat fundamentele wetenschap van belang is. Wetenschap werd alleen maar gepresenteerd als een aspect van de kenniseconomie. Twee van de sprekers gingen zelfs zo ver dat ze suggereerden dat studenten eigenlijk alleen maar nuttige studies moeten studeren. Een sterk voorbeeld hiervan is de heet Kamminga, voorzitter van de ondernemersorganisatie voor technische industrie. Volgens hem moeten studenten geen studies doen als sociologie, maar slechts vakken waarmee ze er voor zorgen dat we met z’n allen veel en veel rijker worden. Dit beeld klopt totaal niet. Hier hebben we twee argumenten voor:
1
Het idee dat toegepaste wetenschap zonder fundamentele wetenschap  kan is, zoals we op 22 oktober 2011 betoogd hebben, een illusie. In de toegepaste wetenschap wordt immers gebruik gemaakt van concepten uit de fundamentele wetenschap. Als we nu met fundamentele  wetenschap stoppen, dan wordt de toegepaste wetenschap statisch. Maar laten we er van uit gaan dat kamminga dit door heeft en dat hij die fundamentele wetenschappen die van belang zijn voor de toegepaste wetenschappen wil behouden en alleen nutteloze studies wil afschaffen.
2
Het idee dat alles, zoals wetenschap, er alleen voor het nut is simpelweg fout. Als je kunst en wetenschap alleen maar ziet als zaken die er zijn voor de economie, dan vergeet je waar de economie voor is. Wetenschap en kunst zijn  er in eerste plaats als doelen van het menselijke leven, als hetgeen dat er juist niet als middel is, maar als iets waar je je mee bezig houdt omdat het op zich belangrijk is. Maar Kamminga en co zien dit niet, omdat zij in de greep van de vrije markt ideologie zijn. Ze zijn simpelweg niet in staat om te zien dat het leven niet om geld draait.
Maar  wetenschap en kunst zijn er niet voor de economie, de economie is er voor de kunst en de wetenschap. Kunst, muziek, filosofie en wetenschap zijn immers die einddoelen van het leven die intrinsiek zijn verbonden met de hoogste waarden: waarheid en schoonheid. We moeten af van een maatschappij waar alles om geld gaat en toe naar een maatschappij waar schoonheid en waarheid de grondwaarden zijn. Dit leidt tot de volgende conclusie:
De maatschappij zou zo moeten zijn dat het bedrijfsleven drie functies heeft:
1)       Geld genereren waar de eigen werknemers van kunnen leven
2)      Belastinggeld genereren waar de welvaartsstaat mee betaald wordt
3)      Belastinggeld genereren zodat kunstenaars en wetenschappers aan kunst en wetenschap kunnen doen.
Zodra we ons dit realiseren kunnen we toe naar een betere maatschappij, of beter gezegd, een cultuur . Zodra we hier aangeland zijn kunnen we concluderen dat  het bedrijfsleven in het algemeen, en Kamminga is het bijzonder, niet zouden moeten roepen om een verdere vermarktting van kunst en wetenschap. Ze zouden juist blij moeten zijn dat zij een bescheiden bijdrage aan deze gebieden, die de waardigheid van de mensheid vormen, mogen geven.
Ludwig Kamphausen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten