vrijdag 4 november 2011

De politiek van occupy


De economische crises worden steeds weer benaderd vanuit een economisch oogpunt, terwijl de oplossing in de politiek ligt.
Wie van mening is dat het vanwege de financiële en economische crises wel snel afgelopen zal zijn met het “neo-liberalisme” zou er niet slecht aan doen eens een “occupy” manifestatie te bezoeken. Zeker in Nederland bestaat occupy bijna helemaal uit beroepsdemonstranten, krakers, hippies met een late roeping, kortom de usual suspects. Laat ze het toegeven, de occupy beweging bestaat uit dromers.
         De evidentie van het bovenstaande blijkt eens te meer uit de hoeveelheid stemmen die nu opgaat om het IMF verregaande zeggenschap te geven over de begrotingen van diverse landen, of zelfs de gehele EU. De maatstaven van het IMF – een organisatie die ondermeer een grote vinger in de pap had bij de introductie van het shock-kapitalisme in de voormalige Sovjet-Unie – als norm nemen voor de Europese economische politiek, hoeveel  neo-liberaler wil je het hebben?
         Het paradoxale van de economische en financiële crises die zijn veroorzaakt door het grote graaien en de bonuscultuur, is kennelijk dat de op hol geslagen sneltrein van het neo-liberalisme er alleen maar nóg harder door gaat rijden.
         Je moet dus wel heel erg van de wereld zijn om te denken dat deze toestand ook maar één bedrijf of rechtse regering tot radicale bezinning op het eigen “kapitalisme” zal brengen. Wie realistisch is ziet in dat slechts met kleine, piecemeal hervormingen – een sociaal liberalisme – een verantwoordelijke ondernemingscultuur kan worden geschapen.
         Zo luidt nochtans de communis opinio.
         Deze ziet echter één belangrijke vooronderstelling over het hoofd. Of beter, ze neemt haar voor een onomstreden waarheid. Deze vooronderstelling luidt dat de economie en de schommelingen van de beurs in feite de onvermijdelijkheid hebben van een natuurverschijnsel. Een financiële crisis is een natuurramp, daar komt het op neer. Het nemen van maatregelen is zoiets als het bouwen van stormvloedkeringen. De voortrazende trein van het neo-liberalisme krijgt dus nog maar eens een extra duwtje in de goede richting, het ding rijdt nu eenmaal en het is, zoals bekend, zowel onmogelijk hem te stoppen als rampzalig dat ook maar te proberen.
         Dus wordt overal de verzorgingsstaat nog een beetje meer en nog een beetje sneller afgebroken dan we toch al deden. Als we het zelf niet doen, doet de economie het en dan is het allemaal nog veel erger. Het doet me allemaal nogal denken aan Russische sergeanten die dienstplichtigen halfdood slaan met als excuus dat de vijand hen nog veel harder zal aanpakken. Met als verschil dat de afbraak van de verzorgingsstaat hele bevolkingen treft.
         Maar de economie is geen natuurverschijnsel. Ze is een sociale constructie die in hoge mate afhankelijk is van politieke keuzes. De geschiedenis van de verzorgingsstaat maakt precies dat duidelijk. Toen aan het einde van de tweede wereldoorlog Europa aan de rand van de financiële afgrond stond, werd er een verzorgingsstaat opgetuigd omdat zulks een politieke keuze was. Niks onvermijdelijkheid van de economische wetmatigheden. Het slappe praatje dat de verzorgingsstaat alleen werd opgezet om de Europese bevolkingen weg te houden bij de communistische partijen is een leugen die rechtse partijen nu goed uitkomt, terwijl het van de late jaren ’40 tot de jaren ’70 van de vorige eeuw voor politieke partijen van links tot rechts evident was dat de verzorgingsstaat een goede zaak was. Ik cursiveer ‘goede’ hier niet voor niets. De politiek stond in dienst van waarden, van wereldbeelden. Het mag waar zijn dat deze wereldbeelden konden botsen en dus leiden tot schadelijke ideologische conflicten, de waardengerichtheid van de twintigste-eeuwse politiek betekende wel dat de politiek niet als zelfstandige grootheid van de radar verdween.
         Want dat is wat er nu aan de hand is: politiek is verworden tot de bestuurlijke tak van de economie, die niet verder ziet dan de economie zelf en die diezelfde economie ook nog eens vanuit een exclusief economistisch standpunt bekijkt. Aristoteles waarschuwde er in de vierde eeuw voor Christus al tegen in zijn Politica: staatkunde (politiek) moet niet verward worden met huishoudkunde (economie). De economie is wezenlijk iets anders dan politiek; bovendien bestaat de economie niet in een autonoom opererende markt. Zoals ook verschillende moderne economen, historici en filosofen als Adam Smith, Amartya Sen, J.R. Lucas en Tony Judt (of Hans Achterhuis) hebben aangetoond, functioneert de economie alleen maar binnen de kaders van de politiek, de rechtspraak en de moraal. Want de economie gaat zelf nergens heen, zij is een rijdende trein die een machinist vereist, de politiek dus, en niet slechts een stoker, de financiële wereld.
         En de revolutie waar het de hippies van Occupy en hun filosofische inspirator, Slavoj Zizek, om te doen was? Welnu, literatuurwetenschapper en filosoof Walter Benjamin zei het al, “de revolutie is niet de op hol geslagen trein, maar de noodrem”. Maar die noodrem moet dus eerst weer in handen van de politiek komen. En daar kan de politiek alleen zelf voor zorgen.

Mercurius Noviomagensis

Geen opmerkingen:

Een reactie posten