woensdag 18 september 2013

BSA? Dat Is Toch Een Oud Motormerk?

Universiteiten en hogescholen in Nederland hebben al jaren te maken met de regeling waarbij zij studenten aan het einde van hun eerste studiejaar een bindend studieadvies moeten geven:
Een bindend studieadvies (BSA) is een beslissing van de universiteit of hogeschool over de voortgang van uw studie. Elke student krijgt dit advies aan het einde van het eerste studiejaar. Het advies kan negatief zijn. U moet dan stoppen met uw studie. Dit is het geval als u niet genoeg studiepunten heeft en voor u geen bijzondere omstandigheden gelden (lees hier)
Dat de invoering en opdrijving van de BSA-norm problemen met zich meebrengt is inmiddels voor iedereen in het hoger onderwijs wel duidelijk. Zoals een collega dit mooi verwoordde: Het BSA is door de wetgever gegeven als instrument om de geschiktheid voor de studie en het beroep te bepalen, niet om het studierendement te verbeteren. Dit instrument op deze manier te gaan gebruiken is net als een timmerman zijn gewone handzaag zou gaan gebruiken om te figuurzagen. Daar kunnen alleen maar brokken van komen.

Maar misschien is het allemaal wel ergens goed voor. Misschien leidt het BSA uiteindelijk tot een excellent hoger onderwijs, om in hedendaags onderwijsjargon te spreken. Met al haar onvolkomenheden is het BSA een efficiënt selectiemechanisme. Studenten moeten ijverig en intelligent zijn willen ze aan de huidige BSA-norm kunnen voldoen en dit zijn precies de studenten die wij op het HBO willen hebben en behouden. 

Dit klinkt heel logisch allemaal, maar zo simpel is het ook weer niet. We kunnen met grote mate van zekerheid stellen dat het BSA ook veel jonge mensen eruit filtert, waarbij het niet per se aan ijver en intelligentie ontbreek, maar eerder aan focus en overtuiging. Die twee ontbreken nu eenmaal bij veel jonge mensen, die direct van de middelbare school op een half bewolkte maandag in september op planeet HBO landen. Naast een efficiënt selectiemechanisme is het BSA dus ook een efficiënt kapitaalvernietigingsmechanisme.

Het BSA dwingt studenten ook tot een gesjeesd en resultaatgericht studiegedrag, dat zich moeilijk verdraagt met de ware betekenis van het woord studeren. Blijvende kennis en inzicht moeten nu eenmaal groeien en rijpen en dat vraagt om veel meer dan het toetsgericht instampen van woordjes. Een recent onderzoek van de Erasmus Universiteit in Rotterdam lijkt dit bezwaar tegen het BSA te bevestigen:
“De BSA-groep besteedde niet meer tijd aan zelfstudie en behaalde lagere toetsresultaten dan de pre-BSA-groep. BSA-studenten bleken gefixeerd op het behalen van zoveel mogelijk studiepunten in plaats van het verwerven van zoveel mogelijk kennis. Afvallers gingen een andere studie van het zelfde niveau doen aan dezelfde universiteit om daar minstens zo slecht te presteren. Het BSA laat studenten niet harder studeren en brengt het kennisniveau omlaag…” (Rutger Bregman, De Volkskrant, vrijdag 06/09/2013)
In de naam van excellentie wordt de BSA-norm ook steeds verder opgehoogd en het probleem daarmee wordt zichtbaar als we het in verband brengen met een andere zogenaamde kwaliteitsnorm: Bij een excellent onderwijs horen kennelijk ook hoge slagingspercentages. Bij vele hogescholen en universiteiten geldt daarom naast de BSA-norm, ook een strenge (maar niet altijd formele) slagingsnorm: 60 a 70 procent van de eerstejaarsstudenten moeten naar het tweede studiejaar doorstromen. Bij gelijkblijvende instroomkwaliteit is de neerwaartse druk op de onderwijskwaliteit dan bijna verpletterend.

Het resultaat van de invoering en opdrijving van het BSA mag er zijn. Het hoger onderwijs in Nederland zit mede daardoor gevangen in een ware excellentieparadox: hoe excellenter een hoger onderwijsinstelling is, hoe lager de echte onderwijskwaliteit van die instelling is. Maar in een wereld waar adviezen bindend kunnen zijn, is dat misschien niet zo heel verrassend.

BSA is gewoon een oud motormerk. En misschien moet het ook zo blijven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten