"In deze realiteit leeft Israël. Deze angstaanjagende werkelijkheid laat geen ruimte voor spielerei of voor internationaal recht.De bezetting van Golanhoogte is en was in strijd met het internationaal recht. Maar de regels van het internationaal recht kunnen de joden in Israël niet beschermen tegen de oprukkende politieke islam. Al eerder heeft het internationaal recht de joden niet kunnen beschermen.Hiermee zeg ik niets over de inhoud en de geldigheid van het internationaal recht, maar ik constateer slechts de kracht van feiten." (lees hier)
Stel je voor dat men naar de letter van een denkbeeldige VN-resolutie 777777 onomstotelijk zou kunnen vaststellen dat de Israëlische bezetting en bouwactiviteiten in de beruchte gebieden volstrekt illegaal zijn en dat Israël zich onmiddellijk achter de linies van 1967 zou moeten terugtrekken. Zou Israël dan dit ook moeten doen? Is Israël dan werkelijk verplicht om in overeenstemming met deze VN-resoluties te handelen? In een inmiddels wat oudere blog hebben we een aantal relevante punten gemaakt:
1. De vraag of men zich aan de normen van het internationale recht moet houden kan niet door de normen van het internationale recht zelf beantwoord worden. Deze normen zijn de inhoud van het internationale recht en ze bepalen aan hoe dat spel van het internationale recht gespeeld moet worden, maar ze bepalen niet dat het gespeeld moet worden. De vraag of men zich aan de internationale rechtsnormen moet houden is geen juridische vraag, maar in de kern een morele vraag.
2. Recht en moraal zijn twee verschillende soorten spelen, om een handige metafoor te gebruiken, die weliswaar betrekking hebben op de vraag hoe men in concrete situaties moet/mag handelen en die soms met elkaar in overeenstemming kunnen zijn, maar die niet noodzakelijk met elkaar in overeenstemming zijn. Het is dus in principe mogelijk dat één en dezelfde handeling moreel juist kan zijn en tegelijkertijd onrechtmatig en vice versa. Men zou in principe dus morele gronden kunnen hebben om in concrete gevallen zich niet aan het internationale recht te houden.
3. Men kan hiertegen aanvoeren dat in de internationale praktijk het recht het primaat boven de moraal zou moeten hebben, omdat de internationale rechtsorde de basisvoorwaarden zou scheppen – vrede, veiligheid, basisrechten, onderling vertrouwen etc. – voor het daadwerkelijk functioneren van de moraal in de internationale praktijk. Zonder rechtsorde, geen moraal! Dit argument voor het primaat van het recht is echter zelf een moreel argument, dat het primaat van het recht ondermijnt. Bovendien kan men zich afvragen of de zogenaamde internationale rechtsorde op grond van dit zelfde argument het primaat wel verdient.
4. De internationale rechtsorde ontbreekt een essentiële eigenschap: Een soevereine macht die in naam van de rechtsorde zelf staten dwingt hun internationale plichten na te komen en die de rechten van staten beschermt en afdwingt ontbreekt in dat systeem. In het internationale systeem bepalen individuele staten daarom zelf of zij hun internationaal rechtelijke plichten willen nakomen en ze moeten zelf hun rechten afdwingen. Dit systeem van eigenrichting, of zelfhulp-systeem, kan op zichzelf al nauwelijks als een rechtsorde opgevat worden, laat staan dat dit systeem een voorwaarde zou zijn voor het daadwerkelijk functioneren van de moraal in de internationale praktijk. Kijk even naar buiten zou ik zeggen.
Zo bezien zegt Elians argument van hierboven wel degelijk iets over de geldigheid van het internationaal recht. Het wijst op de morele grenzen van dat recht, op het punt dat het recht begrensd wordt door de moraal en dat staten in bepaalde situaties dwingende morele redenen kunnen hebben om het internationaal recht te overtreden. Maar misschien zegt Elians argument ook nog iets over de inhoud van het recht, over de vraag of het niet na komen van onze denkbeeldige resolutie van hierboven noodzakelijk in strijd zou zijn met het internationaal recht. Deze vraag verwijst mijns inziens naar het fenomeen van algemene rechtsbeginselen:
1. De vraag of men zich aan de normen van het internationale recht moet houden kan niet door de normen van het internationale recht zelf beantwoord worden. Deze normen zijn de inhoud van het internationale recht en ze bepalen aan hoe dat spel van het internationale recht gespeeld moet worden, maar ze bepalen niet dat het gespeeld moet worden. De vraag of men zich aan de internationale rechtsnormen moet houden is geen juridische vraag, maar in de kern een morele vraag.
2. Recht en moraal zijn twee verschillende soorten spelen, om een handige metafoor te gebruiken, die weliswaar betrekking hebben op de vraag hoe men in concrete situaties moet/mag handelen en die soms met elkaar in overeenstemming kunnen zijn, maar die niet noodzakelijk met elkaar in overeenstemming zijn. Het is dus in principe mogelijk dat één en dezelfde handeling moreel juist kan zijn en tegelijkertijd onrechtmatig en vice versa. Men zou in principe dus morele gronden kunnen hebben om in concrete gevallen zich niet aan het internationale recht te houden.
3. Men kan hiertegen aanvoeren dat in de internationale praktijk het recht het primaat boven de moraal zou moeten hebben, omdat de internationale rechtsorde de basisvoorwaarden zou scheppen – vrede, veiligheid, basisrechten, onderling vertrouwen etc. – voor het daadwerkelijk functioneren van de moraal in de internationale praktijk. Zonder rechtsorde, geen moraal! Dit argument voor het primaat van het recht is echter zelf een moreel argument, dat het primaat van het recht ondermijnt. Bovendien kan men zich afvragen of de zogenaamde internationale rechtsorde op grond van dit zelfde argument het primaat wel verdient.
4. De internationale rechtsorde ontbreekt een essentiële eigenschap: Een soevereine macht die in naam van de rechtsorde zelf staten dwingt hun internationale plichten na te komen en die de rechten van staten beschermt en afdwingt ontbreekt in dat systeem. In het internationale systeem bepalen individuele staten daarom zelf of zij hun internationaal rechtelijke plichten willen nakomen en ze moeten zelf hun rechten afdwingen. Dit systeem van eigenrichting, of zelfhulp-systeem, kan op zichzelf al nauwelijks als een rechtsorde opgevat worden, laat staan dat dit systeem een voorwaarde zou zijn voor het daadwerkelijk functioneren van de moraal in de internationale praktijk. Kijk even naar buiten zou ik zeggen.
Zo bezien zegt Elians argument van hierboven wel degelijk iets over de geldigheid van het internationaal recht. Het wijst op de morele grenzen van dat recht, op het punt dat het recht begrensd wordt door de moraal en dat staten in bepaalde situaties dwingende morele redenen kunnen hebben om het internationaal recht te overtreden. Maar misschien zegt Elians argument ook nog iets over de inhoud van het recht, over de vraag of het niet na komen van onze denkbeeldige resolutie van hierboven noodzakelijk in strijd zou zijn met het internationaal recht. Deze vraag verwijst mijns inziens naar het fenomeen van algemene rechtsbeginselen:
"Een algemeen rechtsbeginsel is een formele bron van het recht die een rechtsregel vormt welke niet in geschreven teksten of in bijzondere teksten zijn neergelegd, maar die een beginsel uitmaakt die samen met de andere algemene rechtsbeginselen het moreel en institutioneel geraamte vormen waarop de maatschappelijke organisatie berust [...]
Aldus maken de algemene fundamentele normen uit die in een of meer rechtssystemen, respectievelijk rechtstakken, min of meer impliciet aanwezig zijn, daarin door de rechtsleer, maar vooral door de rechtspraak worden gevonden en naar de (onbetwistbaar geachte) noden en verwachtingen van de maatschappij (opnieuw) worden geformuleerd.
De algemene rechtsbeginselen zijn aldus denkkaders, oriëntatiepunten bij het uitzetten van de te volgen koers. Ze dwingen er toe het recht te beschouwen in al zijn versterkende en tegenwerkende krachten.
Het voornaamste nut is erin gelegen dat het toelaat het stilzwijgen, de duisterheid en de onvolledigheid van de wet aan te vullen. De erkenning en de toepassing van de algemene rechtsbeginselen draagt er aldus toe bij dat het recht op een soepeler wijze wordt toegepast, met meer aandacht voor de geest dan voor de letter van de wet [...]" (lees hier)Ik vraag me dus af of de toepassing van internationale rechtsnormen en afspraken, zoals VN-resoluties, ook aan de normerende werking van bepaalde rechtsbeginselen onderhevig is en dus of het afwijken van zulke normen en afspraken in concrete situaties noodzakelijk wederrechtelijk zou zijn? Wat dit alles voor de situatie van Israël precies betekent kan ik niet zeggen, daarvoor schiet mijn kennis te kort. Maar gezien de angstaanjagende werkelijkheid van het Midden-Oosten, is deze vraag naar de morele en rechtelijke aspecten van de toepassing van VN-resoluties ed. niet onbelangrijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten