zondag 21 april 2013

Eurofatalisme

Elsevier.nl, dinsdag 16/04/2013:
"Alweer een kink in de kabel in het Europese crisisbeleid. Want de bankenunie, die Europees toezicht op de banken mogelijk moet maken, staat op de tocht. Duitsland trapt op de rem. De bankenunie is mogelijk in strijd met de Duitse grondwet. Met een verankering van de bankenunie in het Europees Verdrag zou dat probleem mogelijk verholpen kunnen worden. Maar dat vergt een wijziging van het Europees Verdrag. En die operatie kan jaren duren.
Guy Verhofstadt, leider van de liberalen in het Europees Parlement, zei maandag meteen dat Duitsland de eurozone 'veroordeelt tot een langgerekte doodsstrijd'." (lees hier
Lastig, al die nationale democratische instituties, die steeds weer roet in het eten gooien. De verdomde ouderwetse nationale constituties die de burgers beschermen tegen roekeloze Europese en pro-Europese politici. En wat te denken van de mallotige halfburgers van de eurolanden die plotseling van het rechte pad afdwalen om ongewenst stemgedrag te gaan vertonen en die tot bovenmaat van ramp referenda eisen en euro-kritische partijen oprichten. Maar we kunnen de heer Verhofstadt wellicht gerust stellen.

Onze meesters in Brussel zouden zich niet gauw laten afschrikken door die conservatieve en inflexibele nationale constituties of door de grillen van de halfgare halfburgers van de eurolanden. Dat de eurozone tot een langgerekte doodstrijd veroordeeld zou zijn is voor hen geen optie, want voor hen is de dood van de euro ondenkbaar. Hier is bijvoorbeeld Jean-Claude Juncker de voorganger van onze eigen Jeroen Dijsselbloem als de voorzitter van de Eurogroep en mogelijk de opvolger van "president" Van Rompuy:
"During our religious instruction in school, we always asked: How can one prove the existence of God? And I have learned that the Catholic Church, which is never at a loss for an answer when it comes to existential questions, responds as follows: This question simply does not arise. The question of whether the euro will survive does not arise either [...]" (lees hier)
Er staat ons nog heel wat te wachten, den ik. Maar misschien moet ik niet zo fatalistisch zijn. Er zijn zo te zien al genoeg fatalisten in Europa.

maandag 15 april 2013

Eerst Denken, Dan Doen

Elsevier.nl, dinsdag 09/04/2013:
"Nu de Verenigde Staten zich steeds meer uit het Midden-Oosten terugtrekken moet Nederland de eigen veiligheid kunnen blijven waarborgen. Dit betekent dat het budget voor defensie omhoog zal moeten.
'Onze veiligheid komt daarom meer op onze eigen schouders terecht,' zegt Zijlstra. 'Als de Amerikanen zich terugtrekken, moeten we Europa-breed, dus ook in Nederland, nadenken of we onze veiligheid op orde hebben.'" (lees hier)
Inderdaad, na tientallen jaren van afbraak is het hard nodige om weer in het leger te gaan investeren. Niets ten nadele van onze mannen en vrouwen in uniform, die een moeilijk en gevaarlijk werk doen, maar met een lichtgewapende hulporganisatie kunnen wij onze veiligheid in de toekomst waarschijnlijk niet waarborgen. Maar om militair weer enigszins op eigen benen te kunnen staan is er meer nodig dan een hoger defensiebudget.

Net zo belangrijk is het denken dat bepaalt hoe al dat geld besteed wordt. En het is precies dat denken, de ideologie die het leger in een lichtgewapende hulporganisatie heeft omgevormd, dat nodig herzien moet worden alvorens men weer met miljarden gaat smijten. Misschien moet de heer Zijlstra eerst daarmee beginnen.

donderdag 11 april 2013

Analytisch Zwemmen (En Onderwijskwaliteit)

Van ver zag ik hem al op onze oprit staan, de buurman. Ik had mijn fiets nog niet geparkeerd, maar hij was al begonnen mij het heugelijke nieuws te vertellen: Zijn dochtertje is na ruim twee jaar in badje twee te hebben gedobberd uiteindelijk naar badje drie gepromoveerd. Hij gaf mij de tijd niet om hem even te feliciteren en ging meteen door met de voor mij inmiddels zeer bekende tirade tegen wat hij het analytisch zwemmen noemt. Plichtmatig gaf hij zoals altijd toe dat zijn dochtertje wellicht niet de opvolgster van  Ranomi Kromowidjojo zou zijn, maar toch was er volgens hem iets grondig mis met de manier waarop dochterlief moest leren zwemmen.

'Eerst moest ze tig maanden aan het water wennen, alsof water een onbekende substantie van een ander planeet was', begon hij driftig te oreren. 'Het eerste wat Nederlandse baby's zien als ze ter wereld komen is regen! Na die nogal uitgebreide kennismaking met die vreemde substantie begon de analytische zwemles pas echt. Eerst moest dochterlief twee maanden zwembewegingen met haar rechter been doen. Daarna moest ze een aantal maanden hetzelfde met haar linker been doen. Vervolgens werden die bewegingen gecombineerd. Toen kwam de rechter arm er bij...' (Op dat punt in de tirade wordt de bloeddruk van de buurman meestal te hoog en dan gaat hij over naar zijn verhaal over de onvergetelijke zomer van 1979).

'Ik zal het nooit vergeten!', vervolgde hij. 'Met de eerste zomerse zonnestraal gingen alle vijfjarigen met de juffen naar het zwembad. Niets wennen. Binnen vijf minuten stonden wij allemaal tot aan onze navels in een mix van veel chloor en een beetje water gedompeld en de zwemles was officieel begonnen. De les was even eenvoudig als doeltreffend. De juffen liepen iets dieper het water in en wij moesten naar hun toe spartelen. Na een week konden we allemaal zwemmen. Nou ja, we konden zelfstandig aan de verdrinkingsdood ontsnappen. Maar binnen een maand kon iedereen wel echt zwemmen, zelfs de schlemielen. En geloof mij', zei hij met een vertrouwenwekkende uitdrukking op zijn gezicht, 'bij ons is nooit iemand verdronken!'

'En hier doen ze allemaal aan analytisch zwemmen, de idioten. Bij zwemmen moet je natuurlijk je benen en/of je armen bewegen, maar je benen en armen bewegen is nog geen zwemmen. Juist het zwemmen, dat wonderlijke samenspel van ledematen, romp en ademhaling dat een mens op het water doet drijven en voortbewegen, kan niemand je leren. Het zwemmen begint waar instructie en uitleg ophouden. Zwemmen moet je gewoon doen...'. De buurman ging nog even door geloof ik, maar ik was inmiddels met mijn gedachten bij de cursus 'toetsen maken en beoordelen', die ik die middag samen met mijn collegae moest ondergaan. Het was dringend nodig om de kwaliteit van de toetsing bij onze school te verbeteren. 

Een goede toets moet over de lesstof gaan, werd ons in gewichtige termen verteld (dat is de eis van validiteit geloof ik). Een goede toets moet ook transparant zijn! (Dit schijnt heel belangrijk te zijn). Studenten moeten bij voorbaat en met grote mate van nauwkeurigheid weten hoe een toets is opgebouwd en hoe die becijferd wordt. M.a.w. de toekenning van een cijfer aan een toets moet op het niveau van een tiende van een punt volledig uitlegbaar zijn in termen van voor de student vooraf bekende beoordelingscriteria en systematiek. Vervolgens werden we bijgepraat over de betrouwbaarheid van toetsen...

Voor de vrouwen en mannen die anderen moeten vertellen hoe ze toetsen moeten maken is deze opvatting van een 'goede toets' natuurlijk zeer aantrekkelijk. Ze zouden boeken vol kunnen schrijven over de transparantie en betrouwbaarheid van toetsen, ze kunnen je daarmee op vrij methodische en rationale wijze leren hoe je een 'goede toets' kunt maken en ze kunnen hiermee elke toets op een methodische en rationele wijze analyseren en beoordelen. Maar bij mij en mijn collegae rees al snel de vraag op of wij van die cursus wel echt geleerd hebben om goede toetsten te maken. De vragen waar wij als toetsenmakers in de praktijk mee worstelen zijn in ieder geval van een geheel andere aard en die werden geenszins door dit didactisch verantwoorde verhaal over transparantie etc. beantwoord.

Is een vraag helder genoeg geformuleerd, bevat die geen onduidelijke woorden en/of verwarrende zinsconstructies? Lezen studenten een vraag zoals ik het bedoel, of kan die vraag ook op een andere manier begrepen worden? Heeft een vraag slechts een correct antwoord, of laat de formulering van een vraag meerdere 'correcte' antwoorden toe? Sluit een vraag goed aan bij de manier waarop de leerstof in de lessen behandeld is? Sluit een vraag goed aan bij de objectieve capaciteiten van studenten? Moet ik überhaupt rekening houden met de capaciteiten van studenten, of moet de leerstof centraal staan? Kunnen studenten de toets wel af krijgen binnen een gegeven tijdsbestek? Hoeveel instructie moet/kan ik geven zonder te veel van een toetsopdracht weg te geven? Zo kan ik nog een tijdje doorgaan.

Zulke vragen kan je niet door onderwijsdeskundigen beantwoord krijgen. Die vragen gaan de wereld van didactische algemeenheden en van theoretische instructie en uitleg goeddeels te buiten. Je kan mensen bijvoorbeeld niet uitleggen hoe ze toetsvragen kunnen maken die goed bij de manier waarop de leerstof in de lessen behandeld is aansluiten. Je kan ze niet echt leren hoeveel instructie ze bij een bespreking van een opdracht kunnen geven zonder te veel van een toetsopdracht weg te geven. Zulke vragen goed te kunnen beantwoorden is een kwestie van ervaring, gezond verstand, gevoel voor de praktijk, bewustzijn, een juiste beroepshouding en van eenvoudige technieken waar je geen les in moet krijgen om die te kunnen bedenken en uitvoeren.

Wat wij die middag voorgeschoteld kregen was een theoretisch en ideologisch verhaal over kwaliteit van toetsing waar vooral onderwijsbureaucraten blij van worden. Het geeft hen immers het idee dat zij een stevige greep kunnen hebben op onderwijskwaliteit, dat ze onderwijskwaliteit op een methodische en rationale wijze kunnen meten, evalueren, beoordelen en bijsturen. Maar in hun ontembare drang de onderwijskwaliteit te meten, te evalueren, te beoordelen en bij te sturen overschrijden ze weleens de grens tussen zin en onzin. Het is dan niet geheel verrassend dat wij in de onderwijspraktijk, op zijn zachtst gezegd, vaak weinig aan die 'kwaliteit' hebben.
'En hier doen ze allemaal aan analytisch zwemmen, de idioten. Bij zwemmen moet je natuurlijk je benen en/of je armen bewegen, maar je benen en armen bewegen is nog geen zwemmen. Juist het zwemmen, dat wonderlijke samenspel van ledematen, romp en ademhaling dat een mens op het water doet drijven en voortbewegen, kan niemand je leren. Het zwemmen begint waar instructie en uitleg ophouden. Zwemmen moet je gewoon doen...'
Ik denk dat ik die middag op de oprit de tirade van mijn buurman tegen het analytisch zwemmen voor het eerst echt goed begrepen heb. Wij docenten moeten ons niet wijs laten maken en gewoon gaan zwemmen.

woensdag 10 april 2013

Groenland, uranium en geo-politiek

Groenland heeft een grote vooraad uranium in de grond liggen. Onlangs hebben Denemarken, waar Groenland officieel, ondanks vergaande autonomie, deel van is, en Groenland hun beleid inzake uranium gewijzigd. Jarenlang gold uranium als een verboden vrucht, maar recentelijk is daar verandering in gekomen. Bovendien willen Groenland en Denemarken ook allerlei andere metalen gaan winnen. De reden hiervoor is dat een aantal van deze metalen in de meeste soorten van electronica voorkomen en dat China nu op veel van deze metalen een monopolie heeft.

Tot nu toe heeft Groenland een zero-tolerance t.o.v. uranium, maar het lijkt er op dat daar verandering in gaat komen. Formeel is de beslissing nog niet genomen. Desalniettemin lijkt het er op dat Groenland en Denemarken, gezien Groenland een arm land is dat afhankelijk is van garnalenvangst, en gezien China, Zuid-Korea en Amerika druk uitoefenen (ze willen natuurlijk zelf de metalen incusief uranium ontginnen), lijkt het er op dat Groenland toch binnenkort een aantal mijnen zal bouwen om uranium (en andere metalen) te ontginnen. Vooral omdat de wereldwijde vraag naar uranium sinds 2002 toeneemt en er niet genoeg geleverd wordt om aan de vraag te voldoen.

Maar de inwoners van Groenland, een economie die voornamelijk berust op garnalenvangst, zijn helemaal niet toegerust op mijnbouw. Bovendien is Groenland ook te dun bevolkt om uit de plaatselijke populatie genoeg arbeiders te halen. China wil wel de nodige arbeiders en expertise leveren, maar het is de vraag of Groenland hier ja tegen moet zeggen.

En bovendien zijn er nog de Inuit. In Canada is er al geprotesteerd door Inuit tegen het ontginnen van uranium aldaar. Zullen de Inuit in Groenland dat ook doen? Bovendien vragen we ons af of zij en de natuur wederom slachtoffer van economische belangen worden?

Ludwig kamphausen

donderdag 4 april 2013

Tot Zelfmoord Verplicht?

Afshin Elian, Elsevier.nl, vrijdag 01/03/2013:
"In deze realiteit leeft Israël. Deze angstaanjagende werkelijkheid laat geen ruimte voor spielerei of voor internationaal recht.De bezetting van Golanhoogte is en was in strijd met het internationaal recht. Maar de regels van het internationaal recht kunnen de joden in Israël niet beschermen tegen de oprukkende politieke islam. Al eerder heeft het internationaal recht de joden niet kunnen beschermen.Hiermee zeg ik niets over de inhoud en de geldigheid van het internationaal recht, maar ik constateer slechts de kracht van feiten." (lees hier)
Stel je voor dat men naar de letter van een denkbeeldige VN-resolutie 777777 onomstotelijk zou kunnen vaststellen dat de Israëlische bezetting en bouwactiviteiten in de beruchte gebieden volstrekt illegaal zijn en dat Israël zich onmiddellijk achter de linies van 1967 zou moeten terugtrekken. Zou Israël dan dit ook moeten doen? Is Israël dan werkelijk verplicht om in overeenstemming met deze VN-resoluties te handelen? In een inmiddels wat oudere blog hebben we een aantal relevante punten gemaakt:

1. De vraag of men zich aan de normen van het internationale recht moet houden kan niet door de normen van het internationale recht zelf beantwoord worden. Deze normen zijn de inhoud van het internationale recht en ze bepalen aan hoe dat spel van het internationale recht gespeeld moet worden, maar ze bepalen niet dat het gespeeld moet wordenDe vraag of men zich aan de internationale rechtsnormen moet houden is geen juridische vraag, maar in de kern een morele vraag. 

2. Recht en moraal zijn twee verschillende soorten spelen, om een handige metafoor te gebruiken, die weliswaar betrekking hebben op de vraag hoe men in concrete situaties moet/mag handelen en die soms met elkaar in overeenstemming kunnen zijn, maar die niet noodzakelijk met elkaar in overeenstemming zijn. Het is dus in principe mogelijk dat één en dezelfde handeling moreel juist kan zijn en tegelijkertijd onrechtmatig en vice versa. Men zou in principe dus morele gronden kunnen hebben om in concrete gevallen zich niet aan het internationale recht te houden. 

3. Men kan hiertegen aanvoeren dat in de internationale praktijk het recht het primaat boven de moraal zou moeten hebben, omdat de internationale rechtsorde de basisvoorwaarden zou scheppen – vrede, veiligheid, basisrechten, onderling vertrouwen etc. – voor het daadwerkelijk functioneren van de moraal in de internationale praktijk. Zonder rechtsorde, geen moraal! Dit argument voor het primaat van het recht is echter zelf een moreel argument, dat het primaat van het recht ondermijnt. Bovendien kan men zich afvragen of de zogenaamde internationale rechtsorde op grond van dit zelfde argument het primaat wel verdient.

4. De internationale rechtsorde ontbreekt een essentiële eigenschap: Een soevereine macht die in naam van de rechtsorde zelf staten dwingt hun internationale plichten na te komen en die de rechten van staten beschermt en afdwingt ontbreekt in dat systeem. In het internationale systeem bepalen individuele staten daarom zelf of zij hun internationaal rechtelijke plichten willen nakomen en ze moeten zelf hun rechten afdwingen. Dit systeem van eigenrichting, of zelfhulp-systeem, kan op zichzelf al nauwelijks als een rechtsorde opgevat worden, laat staan dat dit systeem een voorwaarde zou zijn voor het daadwerkelijk functioneren van de moraal in de internationale praktijk. Kijk even naar buiten zou ik zeggen. 

Zo bezien zegt Elians argument van hierboven wel degelijk iets over de geldigheid van het internationaal recht. Het wijst op de morele grenzen van dat recht, op het punt dat het recht begrensd wordt door de moraal en dat staten in bepaalde situaties dwingende morele redenen kunnen hebben om het internationaal recht te overtreden. Maar misschien zegt Elians argument ook nog iets over de inhoud van het recht, over de vraag of het niet na komen van onze denkbeeldige resolutie van hierboven noodzakelijk in strijd zou zijn met het internationaal recht. Deze vraag verwijst mijns inziens naar het fenomeen van algemene rechtsbeginselen:
"Een algemeen rechtsbeginsel is een formele bron van het recht die een rechtsregel vormt welke niet in geschreven teksten of in bijzondere teksten zijn neergelegd, maar die een beginsel uitmaakt die samen met de andere algemene rechtsbeginselen het moreel en institutioneel geraamte vormen waarop de maatschappelijke organisatie berust [...] 
Aldus maken de algemene fundamentele normen uit die in een of meer rechtssystemen, respectievelijk rechtstakken, min of meer impliciet aanwezig zijn, daarin door de rechtsleer, maar vooral door de rechtspraak worden ‘gevonden’ en naar de (onbetwistbaar geachte) noden en verwachtingen van de maatschappij (opnieuw) worden geformuleerd.”
De algemene rechtsbeginselen zijn aldus denkkaders, oriëntatiepunten bij het uitzetten van de te volgen koers. Ze dwingen er toe het recht te beschouwen in al zijn versterkende en tegenwerkende krachten.
Het voornaamste nut is erin gelegen dat het toelaat het stilzwijgen, de duisterheid en de onvolledigheid van de wet aan te vullen. De erkenning en de toepassing van de algemene rechtsbeginselen draagt er aldus toe bij dat het recht op een soepeler wijze wordt toegepast, met meer aandacht voor de geest dan voor de letter van de wet [...]" (lees hier)
Ik vraag me dus af of de toepassing van internationale rechtsnormen en afspraken, zoals VN-resoluties, ook aan de normerende werking van bepaalde rechtsbeginselen onderhevig is en dus of het afwijken van zulke normen en afspraken in concrete situaties noodzakelijk wederrechtelijk zou zijn? Wat dit alles voor de situatie van Israël precies betekent kan ik niet zeggen, daarvoor schiet mijn kennis te kort. Maar gezien de angstaanjagende werkelijkheid van het Midden-Oosten, is deze vraag naar de morele en rechtelijke aspecten van de toepassing van VN-resoluties ed. niet onbelangrijk.